Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Straf

betekenis & definitie

Straf is het kwaad, hetwelk dengene wordt aangedaan, die de wet overtreedt, het zij door te doen wat zij verbiedt, hetzij door na te laten wat zij voorschrijft. Bij de oude volken vindt men eene groote verscheidenheid van straffen. Zelfs had men bij de Israëlieten vierderlei doodstraf, namelijk het steenigen, het verbranden, het onthoofden en het worgen. Vele misdaden tegen den Staat en de godsdienst waren in Griekenland met de doodstraf bedreigd.

Te Rome werd die straf volvoerd door worgen, onthoofden, het werpen van de Tarpëïsche Rots en het verdrinken in de Tiber. Behalve de doodstraf kenden genoemde drie volkeren ook andere straffen, vooral geldboeten. Dit was evenzeer het geval bij de Franken en Germanen in de Middeneeuwen. Volgens de Salische Wet kenden de Franken 358 manieren om transactiën aan te gaan wegens overtredingen. Andere straffen waren de doodstraf, de galeistraf, het tuchthuis en het in het openbaar vergiffenis vragen (amende honorable).

Die wetgeving duurde in Frankrijk tot 1789. De wet van 25 September 1791 verdeelde er de straffen in lijf- en onteerende straffen en enkel onteerende straffen, welke verdeeling ook in ons Vaderland van kracht was tot aan de wet van 29 Junij 1854, waarbij veranderingen zijn gebragt in de straffen, bij den Code Pénal vermeld. Toen reeds zijn alle schavotstraffen, met uitzondering van de doodstraf, afgeschaft, en ook deze is eenigen tijd daarna uit het bij ons nog steeds geldend voorloopig wetboek van strafvordering verdwenen. De verdeeling der misdrijven in misdaden, wanbedrijven en overtredingen is behouden, doch de regter is thans slechts bevoegd als criminéle straf eene tuchthuisstraf van hoogstens twintig jaren op te leggen. Voorts is bij de wet van 21 Junij 1851 ten aanzien van enkele straffen het stelsel van eenzame opsluiting ingevoerd.

In het wetboek van strafregt waren de lijf- en onteerende straffen: de dood, eeuwige dwangarbeid, wegvoering naar een oord van ballingschap, tijdelijke dwangarbeid en het tuchthuis , — en de enkel onteerende: de kaak, verbanning en ontzetting van burgerschapsregten. De boetstraffen op wanbedrijf waren: gevangenzetting voor een tijd in een verbeterhuis, opschorting voor een tijd van zekere burgerschapsregten, burgerlijke regten en regten van maagschap, en eindelijk geldboete. Bij genoemde wet van 1854 echter is algemeene verbeurdverklaring van goederen, het stellen onder bijzonder toezigt der hooge policie en de eeuwigdurende en tijdelijke dwangarbeid afgeschaft. Eeuwigdurende dwang-arbeid is vervangen door tuchthuisstraf van minstens 5 en hoogstens 20 jaren, — en tijdelijke door tuchthuisstraf van minstens 5 en hoogstens 15 jaren. Ook het brandmerk en het te pronk staan zijn toen verdwenen. Voorts zijn een aantal misbedrijven, te voren crimineel gestraft, tot de categorie der wanbedrijven gebragt. Eindelijk is het bekend, dat wij eerlang eene herziening van ons wetboek van strafvordering mogen verwachten.

Er is veel getwist over den grondslag van het regt tot straffen en het doel der straffen. De grondslag van dat regt is volgens Beccaria eene oorspronkelijke overeenkomst der maatschappij, — volgens Bentham het maatschappelijk belang, — en volgens Rossi de geregtigheid zelve. Deze laatste theorie vindt de meeste aanhangers, hoewel Livingston nietten onregte beweert, dat al die theorieën tot hetzelfde resultaat leiden. Omtrent het doel der straf raadplege men het artikel Strafregt.