Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stamper

betekenis & definitie

Stamper, (De), het vrouwelijk voortplantingswerktuig der gewassen, bevindt zich in het midden der bloem, waar het vervolgens in de vrucht overgaat. Het wordt gevormd door een overlangs digtgevouwen en langs zijne randen zamengegroeid vruchtblad (carpellum) of door onderscheidene vruchtbladen en is alzoo een enkelvoudige of een zamengestelde stamper. Ook heeft men dikwijls in het midden der bloem meer dan één enkelvoudigen stamper, en deze zijn dan uit evenzoovele vruchtbladen ontstaan en kransvormig of ook wel in eene spiraal gerangschikt. Het onderste en meestal dikste gedeelte van den stamper is de eijerstok of het vruchtbeginsel en bevat de zaadknopjes of eitjes.

Het middenste gedeelte, doorgaans steelvormig van gedaante, is de stijl, en het bovenste, dat het stuifmeel opvangt, de stempel. De eijerstok is zeer verschillend van gedaante en dikwijls in hokjes verdeeld. In laatstgenoemd geval is de eijerstok door evenzoovele vruchtbladen gevormd, als het aantal dier hokjes bedraagt. Doordien deze vruchtbladen tegen elkander aanleunen, zijn de tusschenschotten dubbel. Intusschen wordt door eenige vruchtbladen ook wel eens eene holte gevormd zonder tusschenschotten. Meestal zijn de eitjes vastgehecht langs de randen der vruchtbladen. Is een éénhokkige eijerstok uit een vruchtblad gevormd, dan ontwaart men één eitje of één of twee reeksen van eitjes. Vindt men echter drie reeksen van eitjes, zooals bij de viooltjes, dan kan men hieruit de gevolgtrekking opmaken, dat de eijerstok uit drie vruchtbladen is ontstaan.

De eitjes in den meerhokkigen eijerstok vindt men gewoonlijk in het midden. Somtijds zijn de tusschenschotten onvolkomen en ook wel valsch, namelijk wanneer zij geheel en al onafhankelijk zijn van de randen der vruchtbladen. De dunne steeltjes, waardoor de eitjes met de zaadkoek zamenhangen, heeten zaaddragers of navelstrengen. Het vruchtbeginsel kan onder- of bovenstandig zijn, naar gelang het onder of boven de zamenstellende deelen der bloem is geplaatst. Bij de naaktzadige planten, waartoe de kegeldragers behooren, zijn de eitjes niet in eene holte besloten; zij hebben een open vruchtblad, waarop zich het eitje bevindt. De stijl kan draadvormig, rolrond, knodsvormig of kegelvormig wezen.

Bij de meeste standelkruiden is de stijl met den helmdraad tot één ligchaam vereenigd. Het aantal stijlen komt niet altijd overeen met het aantal vruchtbladen. De stijl is doorboord van een naar den eijerstok loopend kanaal, welks wanden met tepel- of draadvormige verhevenheden zijn bezet, tusschen welke de stuifmeelbuisjes naar den eijerstok afdalen. Op den top van het vruchtblad bevindt zich de stempel, die knopvormig, gelobd, schildvormig, buisvormig, gevederd, penseelvormig enz. kan wezen. Niet altijd echter bevindt zich de stempel op den top van den stijl, — ook wel eens ter zijde van dezen. Ontbreekt de stijl, dan is de stempel zittend.

< >