Sondrio, eene Italiaansche provincie in het noorden van Lombardije, omvat grootendeels het tot aan 1797 tot Graauwbunderland behoorende Valtellino, grenst aan Zwitserland, Tyrol en de provinciën Brescia, Bergamo en Como, en telt op 59 □ geogr. mijl ruim 111000 inwoners.
Het land is er overal met vertakkingen der Alpen bedekt, en de Adda kronkelt er doorheen. Men kan er in het westen over den Splügen en in het oosten over het Stilfser Joch het gebergte overschrijden ; ook heeft men er de uiteinden der wegen over den Septimer en den Bernina. De grond is er zeer vruchtbaar en levert goede soorten van wijn, graan,ooft, zuidelijke vruchten, kastanjes enz. Ook delft men er ijzer, lood en andere metalen. Tot de voornaamste bedrijven behooren er: de landbouw, de veefokkerij en de zijdeteelt, en tot de overige takken van nijverheid: de zijde- en katoenspinnerij, de ijzergieterij en de bierbrouwerij, vergezeld van een levendigen handel. Van veel belang voor dit gewest zijn voortreffelijke minerale bronnen, vooral die van Bormio. — De evenzoo genoemde hoofdstad, schilderachtig gelegen aan den ingang van den Val Malenco, aan de Adda en aan den mond der Malero, is de zetel van de prefectuur en van eene regtbank; men heeft er een Koninklijk lyceéum, een gymnasium, eene technische school, een instituut van nijverheid, eene stedelijke bibliotheek, een seminarium, een korenmagazijn, een groot ziekenhuis, een fraaijen schouwburg, bouwvallen van een kasteel en nagenoeg 5800 inwoners.