Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Graauwbunderland

betekenis & definitie

Graauwbunderland in het Duitsch Graubündten, in het Fransch Grisons, in het Italiaansch Grigioni, het grootste canton van Zwitserland, heeft eene oppervlakte van ruim 127 □ geogr. mijl en grenst aan de eene zijde aan de cantons Tessino, Uri, Glarus en St. Gallen, en aan de andere zijde aan Liechtenstein, Tyrol en Italië.

Het geheele land is met bergen bedekt, die reusachtige groepen of zamenhangende ketens vormen met zeer naauwe dalen. Daartoe behooren het oostelijk gedeelte van het St. Gotthard-gebergte, de zuidelijke helling der Aipen van Schwyz, een gedeelte der Adula- en Sureta-Alpen, de Selvretta-Alpen, de noordelijke helling der Bernina-Alpen en het zuidelijke gedeelte van den Vorarlberg. Al deze bergen, te voren onder den naam van Rhaetische Alpen bekend, onderscheiden zich door hun trotsch en woest voorkomen, door hunne talrijke sneeuwkruinen en door hunne schilderachtige dalen. Vele toppen bereiken er eene hoogte van meer dan 3000 Ned. el, en bijna 300 gletschers dalen van die reuzengevaarten naar beneden. Men heeft er het gebied der bronnen van de Rijn. Tn het oostelijk gedeelte vindt men het dal van de Inn, en in het zuiden behooren sommige dalen tot het stroomgebied van de Ticino, de Maira en de Poschiavo, welke laatste 2 naar de Adda vloeijen, terwijl de wateren van het Munsterdal zich naar de Etsch begeven. Groote meren vindt men er niet, maar wel een aantal kleine, en vele van deze bevinden zich het grootste gedeelte des jaars in een verstijfden toestand.

Het klimaat is er naar gelang van de hoogte en van de rigting der dalen zeer verschillend. In de lagere zuidelijke vindt men eene Italiaansche luchtgesteldheid, terwijl in hoogere noordelijke, zooals Engadin, Avers, Rheinwald enz., de winter 8 maanden duurt. Men heeft er vele nuttige gesteenten, zooals leisteen, grijs en bont marmer, gips, albast, kalk en serpentijn, — alsmede onderscheidene ertsen, zooals ijzer-, zink-, lood-, koper-, zilver- en gouderts. Vooral zijn er vele minerale bronnen, van welke sommigen, zooals die van St. Maurice en van Tarasp, eene algemeene vermaardheid bezitten, terwijl ook de baden te Fideris, Sernens, Alvaneu, Peiden, St. Bernhardin enz. druk bezocht worden.

De wouden zijn er aanmerkelijk verminderd, doch er is nog altijd veel naaldhout, waarnaast zich eiken- en beukenboomen, linden, iepenboomen enz. verheffen. Andere belangrijke voortbrengselen van het plantenrijk zijn er maïs, tarwe, rogge, gerst, haver, gierst, aardappels, hennep, vlas, tabak, ooft, kastanjes en wijn. In de hooge bergstreek vindt men gemzen en marmotten. De steenbok is er verdwenen, doch in de dalen van Onder-Engadin zijn de beeren nog niet uitgestorven. De beken en meren leveren er uitmuntende forellen.

Het aantal inwoners bedroeg er in 1870 bijna 92000, van welke ongeveer 52000 de Protestantsche godsdienst beleden. Aanvankelijk gebruikten zfl allen de Romaansche taal, doch 6 eeuwen geleden trokken Duitsche landverhuizers derwaarts, en na dien tijd is de Duitsche taal er meer en meer verspreid. In den aanvang van 1861 spraken 12000 inwoners er Italiaansch en 58000 Romaansch, — en 40000 behoorden er tot den Duitschen stam. De belangrijkste bronnen van bestaan zijn er de zuivelbereiding en de veeteelt. De fabrieknijverheid is er van weinig belang. Vele inwoners van Graauwbunderland, vooral uit Engadin, begeven zich naar elders, pogen er als confituriers, koffijhuishouders enz. eenig vermogen bijeen te brengen en keeren dan naar hun vaderland terug. De handel is er van geen gering belang en neemt er tegelijk met den aanleg van spoorwegen aanmerkelijk toe.

Het geheele canton vormt eigenlijk een hooggebergte en bestaat uit 2 groote dalen met talrijke dwarsdalen. Het eerste hoofddal is dat van den bovenloop van de Rijn; het begint bij den St. Gotthard en strekt zich uit over de grenzen des lands tot aan de Bodensee. Zijne bewoonde zijdalen zijn Tavetsch, Medels, Sumwix, Lugnez (met Vals) en Savien. Bij Reichenau, waar de Vóór- en Achter-Rijn zich vereenigen, vindt men het dal van de AchterRijn, hetwelk bij het Adula-gebergte een aanvang neemt. Ook de groote weg van Chur naar Reichenau verdeelt zich hier in 2 armen; de eene loopt tusschen Domleschg en Heinzenberg door de Via Mala naar het bevallige Schamserdal en verheft zich dan tot het dorp Splügen, waar hij zich wederom in 2 takken verdeelt, van welke de een den reiziger over den Splügenpas naar de Italiaansche stad Chiavenna brengt, terwijl de andere over den St. Bernhardino naar Bellinzona in Tessino loopt.

De tweede hoofdarm van den grooten weg gaat sedert 1864 over Ilanz en Disentis naar den St. Gotthard-weg bij Andermatt. — Bij Thusis, de hoofdplaats van het Domleschg-dal, het vruchtbaarste en bevalligste dal van het geheele canton, vereenigt zich het Albuladal met dat van de Achter-Rijn. Het Albula-dal splitst zich weder in 3 dalen, namelijk in Oberhalbstein met den weg over den Juliër naar Opper-Engadin (Silvaplana), het eigenlijke Albula-dal, en het Davos-dal. — Bij Chur vereenigen zich het Churwaldener-dal en het Schanfig-dal, door de Plessur besproeid, met het dal van de Rijn. Bij Malans heeft men het dal der Prättigau met de Landquart; dit dal heeft een groot aantal zijdalen. — Het tweede hoofddal van Graauwbunderland is Engadin of dat der Inn, terwijl men in het zuiden des lands onderscheidene bekoorlijke dalen aantreft. In het geheel omvat dit canton 150 groote en kleine dalen, die vaak door ontoegankelijke gebergten van elkander gescheiden zijn. Dit heeft aanleiding gegeven tot eene groote mate van zelfstandigheid der afzonderlijke gemeenten.

Men heeft velerlei vermoedens geopperd over de Etruscische afkomst van de oorspronkelijke bewoners des lands, hetwelk slechts een gedeelte uitmaakte van het veel uitgebreider oude Rhaetië. Deze naam leeft nog in het oude, schilderachtige, boven Chur aan de Rijn gelegen kasteel Rhäzüns. Ha eene geweldige worsteling maakten de Romeinen zich meester van dit gewest. De Franken, hoewel overwinnaars der Oost-Gothen, bekommerden zich weinig om deze afgelegene landen, doch in den loop der eeuwen vestigden zich Duitsche kolonisten in dit gewest, hetwelk volgens het verdrag van Verdun (843) met Duitschland verbonden was. Toen het Koninklijk gezag er begon te verminderen, verhieven er zich onderscheidene wereldlijke heeren naast de bisschoppen van Chur en de abten van Disentis. De misbruiken van het leenstelsel gaven er aanleiding tot verbindtenissen van aanzienlijke gebieders met vrije mannen. Eene vereeniging te Truns (1424) legde den grondslag voor den „Obern” of „Grauen Bund” en alzoo tot de stichting van den vrijen Rhaetischen Staat; — in 1425 ontstond de „Chur”- of „Gotteshausbund”, en in 1435 de „Zehngerichtenbund”, die alle in 1471 zich vereenigden.

De dapperheid der bewoners van Graauwbunderland in den oorlog met de Zwaben (1494) bezorgde hun grooten roem en bragt hen in aanraking met de Eedgenooten. De Hervorming vond er spoedig aanhangers (1521), en in 1526 verklaarde de Bondsdag te Davos, dat de godsdienstvrijheid zou gehandhaafd worden, terwijl in 1529 de eerste Rhaetische synode vergaderde. Reeds in 1512 hadden de mannen van Graauwbunderland de graafschappen VaItellino, Chiavenna en Bormio veroverd, die eerst in 1797 door Bonaparte weder met Italië vereenigd werden, intusschen gaf deze bezitting in de 16de eeuw aanleiding tot verdeeldheid tusschen de 3 Bonden, en deze verhief zich op nieuw, toen in de eerste helft der 17de eeuw Oostenrijksche en Spaansche troepen het land verwoestten, en de hulp van Frankrijk vaak tegen hoogen prijs gekocht moest worden. Het besluit van Frankrijk in 1798, hetwelk Graauwbunderland vereenigde met de Helvetische Republiek, vond er bij de vrijheidlievende meerderheid ernstige tegenkanting, maar bragt er ook de verschillende partijen tot verzoening, zoodat Graauwbunderland in 1803 als het 15de canton in het Zwitsersche Eedgenootschap opgenomen werd. Na de Restauratie voorzag zich het canton van eene grondwet, en deze werd den 19den Junij 1820 hernieuwd. Volgens haar gelden er de volgende bepalingen: De 3 Bonden zijn verdeeld in 8 „Hochgerichte” en in „Gerichte".

De souvereine magt berust bij de gemeenteraden en gemeenten, die over de burgerlijke wetten, verdragen, verbindtenissen, belastingen enz., hun door den Grooten Raad voorgelegd, een beslissend oordeel uitspreken. De Groote Raad telt 65 gekozene leden. Eene vaste commissie van 9 leden — 3 uit eiken Bond — brengt de ontwerpen voor den Grooten Raad in gereedheid, en een Kleine Raad van 3 leden draagt zorg voor de loopende regéringsaangelegenheden. De „Hooggerichten” en „Gerichten” kiezen hunne bestuurders, regters en ambtenaren, en aan het hoofd der regtsbedeeling bevindt zich een cantonnaal Hof van Appél. Graauwbunderland is dus eenigermate een Statenbond in een bondstaat. Intusschen heeft er zich eene vereeniging van aanzienlijke mannen gevormd, om aan de nadeelen eener al te groote decentralisatie perk te stellen. Dien ten gevolge werden de „Hochgerichten” en „Gerichten" door 14 districten vervangen, welke in arrondissementen verdeeld zijn. Voorts heeft men er in den laatsten tijd veel gedaan voor de verbetering van het onderwijs.

< >