Slijkvulkanen, ook salsen en macaluben geheeten, zijn kegelvormige, van leemachtig slib opgeworpene heuvels, doorgaans slechts eenige Ned. el, maar ook wel eens meer dan 100 Ned. el hoog, met eene kratervormige holte in den top.
Op den bodem dier holte heeft men openingen, waaruit gewoonlijk gassen (koolwaterstof met zuurstof) ontsnappen. Zijn deze openingen verstopt, dan hebben er veelal uitbarstingen plaats, waarbij slib en steenen in de hoogte worden geslingerd, terwijl warme slijkstroomen langs de helling van den kegel vloeijen. Het meest bekend is de reeds door Strabo vermelde slijkvulcaan Macaluba bij Girgenti op Sicilië. Zijn kegel is 50 Ned. el hoog, en op den platten top vindt men een aantal kleine kegeltjes. Ook elders in Italië, voorts op IJsland, Java, Trinidad en vooral aan de Zwarte en aan de Caspische Zee heeft men slijkvulcanen.