Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Slijm

betekenis & definitie

Slijm (mucus) is de dik-vloeibare, kleverige, kleurlooze, in den regel alkalisch reagérende afscheiding, die in gezonden staat als eene dunne laag de oppervlakte van alle slijmvliezen bedekt en glibberig maakt.

Het slijm is in de verschillende ligchaamsdeelen verschillend. Het bevat in het algemeen 4-6% vaste stoffen en voor ’t overige water. Een hoofdbestanddeel is de stikstofhoudende slijmstof (mucine), welke de afscheiding kleverig maakt. Deze laatste bevat steeds afgestootene epitheliumcellen, alsmede slijmligchaampjes, ronde, gegranuleerde cellen, welke op kleurlooze bloed- en etterligchaampjes gelijken. In gezonden toestand zijn zij in geringe hoeveelheid voorhanden, maar bij eene ontsteking der slijmvliezen nemen zij zoo sterk toe, dat het slijm een geel en etterachtig voorkomen erlangt.

De slijm wordt hoofdzakelijk door de slijmklieren, maar ook door de geheele oppervlakte van het slijmvlies afgescheiden. De vloeibare zelfstandigheid van het slijm is niets anders dan het product eener gedaanteverandering, welke de cellen der slijmklieren en de epitheliumcellen van het slijmvlies ondergaan. Het is dus enkel eene gewijzigde cellenstof. Iets dergelijks als het slijm is het lidvocht (synovia) der gewrichten enz., en door ziekte ontstaat wel eens slijm in ligchaamsdeelen, waar het in gezonden toestand niet voorkomt.