Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Slaap

betekenis & definitie

Slaap (Somnus) is die physiologische toestand, waarin de uitingen van het bewustzijn op den achtergrond treden of geheel verdwijnen. De eerste oorzaak van dit verschijnsel is vermoedelijk deze, dat in den slaap eene geringere hoeveelheid bloed naar de hersenen stroomt dan gedurende het waken. Gedurende den slaap schorten de uitwendige zintuigen hunne werkzaamheden op, de willekeurige bewegingen ontbreken en de stofwisseling vermindert aanmerkelijk. Een diepe slaap is rustig en duurt doorgaans lang, — een ligte slaap is tevens onrustig.

De slaap is in het begin het diepst en het verkwikkendst; daarin komen de verrigtingen des ligchaams zooveel mogelijk tot rust. In de eerste levensweken wordt het gezonde kind alleen wakker om voedsel te nemen; na zes maanden blijft het reeds eenige uren wakker, maar zelfs na verloop van een jaar is het langer in een slapenden dan in een wakenden toestand, terwijl het in het derde en vierde levensjaar zich bij dag nog aan den slaap overgeeft. Het 5- of 6-jarig kind slaapt 9 of 10, de volwassene ongeveer 7 uren, en de oude van dagen gewoonlijk veel korter. De diepte van den slaap neemt aanvankelijk snel, daarna wat langzamer toe en bereikt na verloop van ongeveer een uur haar aanzienlijkst bedrag, om daarna eerst snel en vervolgens langzamerhand te verminderen. In de laatste uren is de slaap zeer ligt. Bij het inslapen blijft het gehoor het langst werkzaam van alle zintuigen. Het ontwaken is het moeijelijkst bij den aanvang van den slaap en gaat alsdan, wanneer het wederinslapen verhinderd wordt, veelal vergezeld van dofheid in het hoofd, matheid, knorrigheid enz. Wordt echter de slaap slechts even gestoord, dan is hij na het weder inslapen dieper dan te voren.

Na een behoorlijken slaap is de ontwakende volkomen versterkt. Het gevoel van honger is, in weerwil van de langdurige onthouding, niet bijzonder levendig; de zintuigen zijn gescherpt en de opmerkzaamheid is toegenomen. Deze verschijnselen echter vertoonen zich niet na een overmatig langen slaap. Heeft men eenigen tijd geslapen, dan worden de zintuigen gevoeliger, en hun invloed op het ligchaam is grooter; de spieren zijn minder rustig en het geheel nadert meer tot den toestand van waken. Zóó ontstaat een toestand van halven slaap of van sluimering, waarin de gemeenschap met de buitenwereld allengs hersteld wordt en het ontwaken bij de geringste stoornis plaats heeft. Bij de menschen is, wat regelmatigheid en diepte aangaat, de slaap het meest ontwikkeld. Dieren, die staande slapen, bevinden zich daardoor reeds in een toestand, welke aan dien van waken grenst en hebben, evenals vele vogels, een ligten slaap. Bij de lagere klasse der gewervelde dieren vindt men geene regelmatige afwisseling van slapen en waken.

In den winterslaap van sommige zoogdieren, kruipende dieren en visschen vindt men al het eigenaardige van een diepen slaap, waarbij de verrigtingen des ligchaams nagenoeg geheel zijn opgeheven. De slaap wordt bevorderd door vermoeijenis van het ligchaam of van den geest, door vermindering van de prikkels der uitwendige zintuigen of door eene eentoonige aandoening van deze, — voorts: door koude, door een krachtigen maaltijd en door het gebruik van alkoholische dranken en van sommige vergiften (narcotica). Tot de middelen, die den slaap verstoren, behooren prikkels der zintuigen, zooals het geluid, een sterk licht en eene prikkeling der huidzenuwen. Eene sterke vermindering of een geheel ophouden van gewone prikkels kunnen den mensch desgelijks doen ontwaken. De molenaar bijv. ontwaakt, wanneer hij bij het stilstaan van den molen het gewone gedruisch niet meer hoort. De snelheid van de pols van volwassenen vermindert in den slaap met 3 tot 10 slagen in elke minuut. De ademhaling is kalmer en minder diep dan bij den wakende. De urine-afscheiding levert slechts het halve bedrag, maar het vocht is veel meer geconcentreerd.

De algemeene stofwisseling is gedurende den slaap veel geringer; hierdoor daalt de warmte, zoodat men meer beschutting noodig heeft tegen afkoeling des ligchaams. De temperatuur daalt gedurende den slaap ¾de-1° C. beneden dien van den wakenden toestand. Van den toestand der spieren komt een donker besef tot het gewaarwordingsvermogen; vandaar dat de slapende bij eene ongemakkelijke houding zich verlegt. De gevoeligheid der zintuigen is zeer gering, doch de gemeenschap met de buitenwereld niet geheel en al verbroken. Het ontbrekend bewustzijn verhindert voorts eene juiste opvatting van de prikkels der zintuigen, zoodat de indrukken, in den slaap ontvangen, zeer gebrekkig zijn en slechts in het algemeen den loop der droomen bepalen. De psychische verrigtingen openbaren zich gedurende den slaap inzonderheid in den vorm van droomen. De bewustheid is daarbij nooit onbelemmerd werkzaam, terwijl de gedachtenis van het gedroomde doorgaans bij het ontwaken geheel verdwenen of slechts zeer onvolkomen bewaard gebleven is; zie voorts onder Droomen.

Niet alleen bij de dieren, ook bij de planten wordt de slaap waargenomen. Hij openbaart zich bij deze in een neerhangen en gevouwen zijn der bladeren en in het zich sluiten der bloemen gedurende den nacht. Die verschijnselen staan voorzeker in verband met den verminderden prikkel van het licht; men ontwaart ze vooral bij zamengestelde bladeren, bijv. bij die van de klaver en van den acacia-boom. Volgens Fritsch hangt de slaap der bloemen geenszins alleen van den lichtprikkel af, maar ook van de vochtigheid der lucht van den barometerstand en van de temperatuur der lucht. Was het licht hierbij de éénige oorzaak, dan zouden alle bloemen zich des ochtends openen, om des avonds weder digt te gaan. De ondervinding leert echter, dat er bloemen zijn, die eerst op den middag of des namiddags of zelfs tegen den avond zich openen en tot laat in den nacht open blijven. Zelfs weten wij dat de Koningin van den nacht (Cactus grandiflorus L.) alleen gedurende eenige nachtelijke uren hare geurige bloemkroon opent. Op die verschijnselen heeft men de zamenstelling gebouwd van een bloemenhorloge, door 24 planten naast elkander te plaatsen, die op de 24 verschillende uren van het etmaal zich openen.

Men geeft den naam van slapen (tempora) tevens aan de beide zijden van het hoofd, boven de wangen en de kaauwspieren gelegen. Zij zijn gedeeltelijk behaard, gedeeltelijk onbehaard, en de hersenkas is op die plaatsen het dunst.

< >