Siegfried, in het oud-Hoogduitsch Sigufrid en in het Noordsch Sigurd, de beroemdste held der Germaansche sage, was een zoon van Sigmund uit het geslacht der Walsungen (Völsungar), die van Odin afstamden. Hij had schitterende oogen en eene verbazende ligchaamskracht en werd door den wijzen, kunstlievenden dwerg Regino (Raadgevend) opgevoed. Deze bezorgde hem een paard en smeedde voor hem een zwaard, waarmede hij een aanbeeld kon kloven. Zoo trok hij uit om den schat der Nibelungen (lieden van het land der nevelen, van de onderwereld) te veroveren, welke door den draak Fafnir werd bewaakt.
Hij doodde dien en erlangde alzoo den eernaam Fafnirbani (Draakdooder), — voorts ook Regino, die zelf zich van den schat zocht meester te maken. Het door hem opgeslorpte bloed van den draak vermeerderde zijne kracht en beveiligde zijn ligchaam tegen wonden, en het goud schonk hem een onmetelijken rijkdom. Tevens verkreeg hij eene onzigtbaarmakende kap en het zwaard Palmung. Men zie voorts onder het artikel Nibelungenlied.