Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sevilla

betekenis & definitie

Sevilla, eene provincie in het Spaansche koningrijk Andalusië, is omgeven door de provinciën Badajoz, Cordova, Malaga, Cadix en Huëlva en telt op 249 □ geogr. mijl ruim 515000 inwoners. De bodem is er meerendeels effen, alleen in het midden goed bevolkt en naauwelijks voor een derde gedeelte ontgonnen. Men verbouwt er graan, olijvenolie, wijn en zuidelijke vruchten in groote hoeveelheid. In het noordelijk gedeelte vindt men er: zilver, koper, lood, ijzer, steenkolen en zout.

Landbouw en handel zijn er in de eerste plaats en daarna mijn-ontginning en handel de voornaamste bronnen van bestaan. De fabrieknijverheid is er alleen in de hoofdstad van eenig belang, Tot de spoorwegen behooren er die van Cordova naar Cadix en die van Sevilla naar Huëlva. — De evenzoo genoemde hoofdstad, eene vesting en koopstad van den eersten rang, ligt op de beide oevers der aldaar voor zeeschepen bevaarbare Guadalquivir, in eene breede, vruchtbare, bebouwde vlakte. Zij is met Cordova, Cadix en Huëlva door middel van spoorwegen verbonden, en heeft met hare talrijke torens van alle zijden een indrukwekkend voorkomen. De eigenlijke stad ligt op den linker oever der Guadalquivir en is door een ouden, van de Romeinen en Mooren afkomstigen muur met 66 torens en 15 poorten omgeven. Daarbuiten bevinden zich onderscheidene voorsteden (Los Humeros, Cesteria, Baratillo, Carreteria, Resolana, San Bernardo, San Rogue y la Calzada en Macarena) — en op den regter oever der rivier verheft zich de groote voorstad Triana. De binnenstad is een doolhof van naauwe straten, maar hecht gebouwd. Tot de grootste pleinen behooren er: de Plaza de San Francisco (of der Constitutie), de Plaza del Duque met fraaije wandelperken, de Plaza de la Encarnacion (de vleesch- en groenmarkt) en de Quesnadero, waar te voren de auto’s da fé plaats hadden. Men heeft er onderscheidene paleizen in oudRomeinschen stijl.

Voor ’t overige heeft er de Oostersche stijl de overhand, zoodat de huizen er gewoonlijk voorzien zijn van platte daken en verstoken van vensters naar de straatzijde. De voorstad Triana is regelmatig gebouwd en sedert 1848 door eene hangende brug van ijzerdraad met de eigenlijke stad verbonden. Te Sevilla zijn omstreeks 500 straten en stegen, meer dan 100 pleinen, vele fonteinen, welke door eene antieke, op 410 bogen rustende waterleiding worden gevoed, 75 kerken en talrijke instellingen van weldadigheid. Het aantal kloosters bedroeg er te voren 68. Van de voornaamste gebouwen vermelden wij: de hoofdkerk, gewijd aan Maria de la Sede, eene der grootste en fraaiste kerken in spitsboogstijl, in 1410—1519 gebouwd, met 5 beuken, ter lengte van 136 en ter hoogte van 41 Ned. el, met 82 prachtige, door kostbare schilderijen (van Murillo, Zurbaran enz.) versierde zijkapellen, 90 ramen met heerlijk geschilderde glazen, een reusachtig orgel met 5000 pijpen, het praalgraf van Ferdinand de Heilige en tallooze kostbaarheden. Daarnaast verheft zich de Giralda, een vierkante klokketoren ter hoogte van 114 Ned. el, met een sierlijken wenteltrap en een welluidend klokkenspel, — alsmede de Oranjehof, het overblijfsel eener voormalige moskee. Deze werd in 1196 door Aboe Joessoef Jakoeb ter hoogte van 82 Ned. el gebouwd; elke zijde is 16 Ned. el lang, en het bovenste gedeelte, in Moorschen trant, is daarop geplaatst in 1568 door Fernando Ruiz. Voorts maken wij gewag van den Alcazar of het Moorsch paleis met prachtige zalen in den stijl van het Alhambra en met een grooten tuin, — van de beurs, gesticht door Herrera en de vermaarde bewaarplaats van het archief van Indië, — van de Koninklijke sigarenfabriek, een groot gebouw ter lengte van 216 en ter breedte van 170 Ned. el, met 28 binnenpleinen, alwaar 4500 personen jaarlijks omstreeks een millioen Ned. pond tabaksbladeren verwerken, — van het Colegio di Sant’ Elmo (vroeger een marine-instituut, thans het verblijf van den hertog de Montpensier), door den zoon van Columbus gesticht, — van den Caso de Pilatos, met vele kunstgewrochten, — van de Torre del Oro, aan de rivier, — van het hospitaal de la Sangre, — van den schouwburg, — en van het aartsbisschoppelijk paleis.

Het amphitheater voor stierengevechten, na dat van Madrid het grootste van Spanje, kan 18000 menschen bevatten. Men heeft er: eene académie van Schoone Kunsten, benevens 4 andere académiën, eene in 1504 gestichte universiteit, een lycéum en onderscheidene collegiën, eene groote boekerij, verschillende geleerde genootschappen, 2 schouwburgen en 2 groote muséa van schilderijen; in één van deze bevinden zich de kostbaarste meesterstukken van Murillo, die te Sevilla geboren werd. Tot de fraaie wandelparken langs de rivier behooren: de Alameda, El Salon de Cristina en vooral Las Delicias. In 1870 bedroeg er het aantal inwoners bijna 119000. Op het gebied der nijverheid vindt men er: ijzergieterijen, machinen- en porseleinfabrieken , katoen- en zijdespinnerijen, salpeterziederijen, chocolade-, piano- en kurkenfabrieken enz. In 1873 liepen er 866 schepen binnen met eene laadruimte van 155668 ton, en de invoer had in dat jaar eene waarde van nagenoeg 42 millioen, die van den uitvoer eene van ruim 26s/4de millioen francs. In de omstreken der stad vindt men hier en daar schilderachtige en merkwaardige partijen.

Volgens de sage is Sevilla onder den naam van Spala (Vlakte) door den Phoenicischen Héraclés (Hérculés) gesticht. De stad droeg ten tijde van de Romeinen den naam van Hispalis en ontving als Romeinsche kolonie dien van Colonia Romulensis. Hadrianus deed in hare nabijheid de stad Italica verrijzen. Er werden in 590 en 619 conciliën (Concilia Hispalensia) gehouden. De Arabieren veroverden haar in 712 en verhieven haar tot hoofdstad van het koningrijk Sevilla. In 844 werd zij door de Noormannen verwoest, en sedert 1026 was zij de zetel van de Moorsche dynastie der Abadieten. In 1091 kwam zij in het bezit der Almorawiden en in 1147 in dat der Almohaden. Den 23sten November 1248 werd zij na eene belegering van 18 maanden door Ferdinand III van Castilië veroverd en bleef na dien t(jd in het bezit der Christenen.

Het tweede tijdperk van haren luister valt in de 16de en 17de eeuw, toen zij de voornaamste stapelplaats werd van den Spaanschen zeehandel en de zetel der Spaansche kunst. Intusschen kwijnde er de nijverheid, nadat 300000 Mooren naar Granada en Afrika waren verhuisd. Van 1501 tot 1726 was Sevilla schier uitsluitend in het bezit van den handel op Amerika, doch deze ging verloren door de begunstiging van Cadix door de Bourbons. In 1478 verrees te Sevilla de eerste regtbank der Inquisitie. In 1729 werd er een tractaat van vrede en vriendschap tusschen Spanje, Frankrijk en Engeland gesloten, waarin later ook de Nederlanden werden opgenomen. Den 27sten Mei 1808 ontstond aldaar de Centrale Junta, die den lsten Februarij 1810 naar Cadix de wijk nam. Ook de Cortes zochten er eene schuilplaats, toen zij in 1823 Madrid verlieten, en bragten den Koning vanhier naar Cadix.