Malaga, de hoofdstad eener Spaansche provincie, die denzelfden naam draagt (132,7 geogr. mijl met 1/2 millioen inwoners) en tot het koningrijk Granada behoort, is eene haven- en handelsplaats van den eersten rang met nagenoeg 119000 zielen, de zetel van een bisschop en van eene handelsregtbank, en hoogst bevallig gelegen op den achtergrond eener baai, nabij den mond der Guadalhorce, naast eene prachtige Vega (vlakte), aan den voet van een steil rotsgevaarte, waarop de citadél (Gibralfaro), zich verheft, en aan het uiteinde van eene heuvelachtige landstreek, op wier kleisteengrond de vermaarde malagawijn wordt verbouwd. De stad is op een oneffen bodem gesticht, en in het oude gedeelte vindt men donkere, naauwe straten en oude huizen. Daarentegen onderscheiden zich de nieuwe wijken door regte straten en prachtige gebouwen.
Behalve den dom heeft men er 6 kerken, 10 nonnen- en 12 voormalige monnikenkloosters, vele kapellen, een vondelingshuis, 2 weeshuizen, eene gevangenis, onderscheidene kazernen, een schouwburg en een circus voor stierengevechten. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er de hoofdkerk uit de 16de eeuw, met een hoogen toren, — het bisschoppelijk paleis, — het gebouw der in- en uitgaande regten aan de haven, — de oude Moorsche burgt Alcazaba aan den voet van het Gibralfaro, — en de hooge vuurtoren aan het einde van den molo.
Malaga is eene bloeijende stad, die zich voorspoedig ontwikkelt en Barcelona naar de kroon steekt, terwijl zij Cadix reeds lang overvleugeld heeft. Behalve vele looijerijen, hoedenfabrieken, zijde- en lakenweverijen en verwerijen, zijn er groote ijzergieterijen, machinenfabrieken, katoen- en vlasspinnerijen, fabrieken voor scheikundige praeparaten, zeepziederijen, suikerraffinaderijen enz. Zij is na Barcelona thans de belangrijkste koopstad van Spanje. Hare haven kan meer dan 400 schepen bevatten en wordt door een grootschen molo tegen alle stormen, behalve die uit het zuidwesten, beveiligd. Een groot aantal vreemde koopvaarders valt er jaarlijks binnen, terwijl men er in zoodanig tijdperk de kustvaarders bij duizenden telt. Er worden vooral oranjeappels en andere zuidelijke vruchten, wijn en olijvenolie aan boord genomen. Vele voortbrengselen van het binnenland worden derwaarts gevoerd met den spoorweg, die zich naar Cordova uitstrekt. De druiven der uitgestrekte wijnbergen van Malaga worden meer gebruikt tot het maken van rozijnen dan van wijn.
De beste soorten van Malagawijn dragen de namen van: Lagrima de Malaga, don Pedro de Ximenes en Vino de Guindas (kersenwijn) ; laatstgemelde soort draagt dien naam, omdat men ze laat trekken op de jonge spruiten van eene soort van kersenboom. In 1865 werden er uitgevoerd 387300 arroba’s wijn, ieder van 16 Ned. kan, 1280000 kisten muscadéldruiven, 1573900 kisten muscadélrozijnen, bijna 2 millioenen arroba’s olijvenolie, groote hoeveelheden vijgen, amandels, oranjeappels, citroenen, gedroogde pruimen, olijven, oranjeschillen, ingelegde vruchten en 74979 tolcentenaars lood. De inwoners van Malaga (Malaguenos) zijn bekend als zeer hoffelijke lieden, en de vrouwen vermaard wegens hare schoonheid en bevalligheid. Voor onderwijs en beschaving is er vrij goed gezorgd. Behalve de gewone scholen en colegio’s heeft men er een instituto, een seminarium, eene zeevaartschool, een letterkundig muséum en onderscheidene genootschappen. De stad, op 36°42'18" N. B. gelegen, heeft het aangenaamste klimaat van geheel Europa en wordt dientengevolge druk bezocht door teringlijders. Niettemin werd zij in 1804 door de gele koorts geweldig geteisterd, zoodat er 20000 menschen bezweken.
Het oude Malaga, door de Phoeniciërs gesticht, was reeds in den tijd der Romeinen eene aanzienlijke handelsplaats. In de 8ste eeuw werd zij door de Mooren veroverd, die het eerst in 1487 aan Ferdinand de Katholieke verloren. In 1680 veroorzaakte eene aardbeving er groote schade, en sedert 1834 had zij veel te lijden van den burgeroorlog tusschen de Carlisten en Christinos. In 1836 werden er de militaire bevelhebber San Just en de gouverneur graaf Donodio vermoord, waarna men er de constitutie van 1812 afkondigde en eene junta instelde. Voorts werden er in 1838 niet minder dan 43 aanhangers der liberale partij doodgeschoten, en ter gedachtenis aan dit bloedig feit verheft er zich eene obelisk op de Plaza de Riégo.