Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Schenk

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij: Maarten Schenk, een vermaard krijgsoverste, geboren te Nideggen bij Gulik in 1549. Schoon van adellijke afkomst, bezat hij slechts weinig vermogen, totdat hij zich van het huis Blijenbeek meester maakte. De Staten weigerden echter, hem in het bezit daarvan te handhaven, zoodat hij in 1579 de Staatsche partij verliet en in dienst trad van den hertog van Parma.

Hij vervulde Gelderland met schrik en ontving in 1580 den last, Groningen te ontzetten. Hij versloeg Hohenlohe, deed de Staatschen het beleg opbreken en trok de stad binnen. Na den dood van Verdugo werd echter Rennenberg tot diens opvolger benoemd, en daarover was Schenk zoo wrevelig, dat hij er over dacht, de Staatsche partij te kiezen. Hij gaf hieraan evenwel geen gevolg en nam in het Spaan sche leger deel aan het beleg van Breda.

In 1582 viel hij in handen der Staatschen, doch herkreeg tegen een aanzienlijk losgeld zijne vrijheid. Daar intusschen de Spanjaarden zijne bekwaamheid niet genoeg op prijs schenen te stellen, keerde hij thans tot de Staatschen terug en maakte zich op nieuw meester van Blijenbeek en van het slot Overassert. Spoedig evenwel werd hij er door de Spanjaarden belegerd. Hij verdedigde zich tot het uiterste, en toen de zijnen bijna allen gesneuveld of gevangen genomen waren, ontsnapte hij naar Wijk bij Duurstede en versterkte Vreeswijk.

Zijn vermetele aanslag op de stad Weile gelukte, en Leicester sloeg hem tot ridder en begiftigde hem met eene gouden keten. In 1586 bouwde hij de naar hem genoemde Schenkenschans en veroverde het volgende jaar Bonn bij verrassing, doch in 1588 moest hij haar overgeven aan den prins de Chimay, door Parma afgezonden.

Ontevreden omdat de Staten hem geene hulp hadden gezonden, dreigde hij nogmaals van vaandel te veranderen, zonder evenwel hiertoe over te gaan. In 1589 poogde hij Nijmegen bij verrassing in te nemen. De aanslag mislukte, en Schenk, die reeds 4 uur in de stad gestreden had, sprong in eene boot, om zich te redden. Het vaartuig kantelde, en de stoutmoedige partijganger verdronk op 40-jarigen leeftjjd in de Waal.

Eduard von Schenk, een Beijersch staatsman en dichter, geboren te Düsseldorf den 10den October 1788. Hij studeerde te Landshut, ging in 1817 over tot het R. Katholieke kerkgenootschap, werd in 1823 secretaris generaal van het staatsministérie, in 1825 ministeriaalraad en voorzitter der sectie voor onderwijs en eeredienst en in 1828 staatraad en minister van Binnenlandsche Zaken, terwijl hij tevens in den adelstand opgenomen werd.

Hij deed echter door verschillende verordeningen zooveel botsingen ontstaan tusschen de Standen en de regéring, dat de Koning hem in 1832 als voorzitter van het provinciaal bestuur naar Regensburg verplaatste. In 1838 vertrok hij weder als staatsraad naar München, en overleed aldaar den 26sten April 1840.

Als dichter verwierf hij grooten roem door zijn treurspel: „Belisar”, en zijne „Sämmtliche Schauspiele” zijn in 1829—1835 in 3 deelen uitgegeven.

Ook was hij van 1834 tot 1838 uitgever van het jaarboekje: „Charitas”.

August Schenk, een verdienstelijk kruidkundige. Hij werd geboren den 15den April 1815 te Hallein, studeerde te München, Erlangen, Berlijn en Weenen en vestigde zich als privaatdocent eerst te München en daarna te Würzburg, erlangde hier in 1845 de betrekking van buitengewoon, in 1850 die van gewoon hoogleeraar in de kruidkunde, en aanvaardde in 1868 eene dergelijke betrekking te Leipzig.

Zijne belangrijkste geschriften zijn: „Flora der Umgebung von Würzburg (1848)”, — „Ueber das Vorkommen kontraktiler Zellen im Pflanzenreich (1858)”, — „Algologische Mittheilungen”, — „Der botanische Garten der Universität zu Würzburg (1860)”, — „Beiträge zur Flora der Vorwelt (1863)”, — „Beiträge zur Flora des Keupers und der rhätischen Formation (1864)”, — „Die fossile Flora der Grenzschichten des Keupers und Lias Frankens (1865—1867)”, — en „Die fossile Flora der nordwestdeutschen Wealdenformation (1871)”.

Ook bewerkte hij voor Martius een gedeelte der „Flora brasiliensis”.

< >