Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Schaumburg-Lippe

betekenis & definitie

Schaumburg-Lippe, een souverein vorstendom van het Duitsche Rijk, tusschen 51°53' en 52°20' N.B., en 8°59' en9°20'O.L. van Greenwich gelegen, is door Pruissische gewesten omringd en bestaat uit het westelijk gedeelte van het voormalig graafschap Schaumburg. Het heeft eene oppervlakte van ruim 8 geogr. mijl, ligt aan den noordelijksten tak van het Wesergebergte en bestaat grootendeels uit laagland en voor ’t overige uit golvende heuvels. In het zuidoosten bevinden zich de boschrijke Bückebergen, in het westen het Schaumburger Woud, en in het noorden het Steinhuder Meer met de kleine vesting Wilhelmstein op een kunstmatig aangelegd eiland. Eigenlijke rivieren zoekt men er te vergeefs, doch men heeft minerale bronnen bij Stadthagen en Eilsen.

Het klimaat is er gematigd en gezond, doch in het algemeen vochtig en kil. De grond is er dankbaar en zeer geschikt voor den landbouw. De bevolking telt er ruim 33000 zielen, die bijna allen tot de Protestantsche Kerk behooren. Men vindt er 2 steden (Bückeburg en Stadthagen), 2 vlekken en 88 gehuchten. De landbouw levert er: rogge, gerst, haver, boekweit, aardappelen, boonen, suikerwortels en vlas, en ook de ooft- en boschbouw, benevens de veeteelt zijn er van belang, terwijl fabrieknijverheid en handel er nog in de kindsheid verkeeren. Tot de inrigtingen van onderwijs behooren er: het Gymnasium Adolphinum, eene kweekschool voor onderwijzers, eene burgerschool, eene hoogere burgerschool voor meisjes en eene nijverheidsschool (allen te Bückeburg), eene hoogere burgerschool te Stadthagen en 33 dorpscholen. De grondwet dagteekent er van 17 November 1868. De Vorst is er in het bezit der souvereiniteit.

Hij belijdt de Hervormde godsdienst en wordt met het voleindigde 21sten levensjaar meerderjarig. Jaarlijks wordt er een Landdag gehouden. Leden daarvan zijn: 2 door den Vorst benoemde vertegenwoordigers der domeinen, één afgevaardigde van de ridderschap, één van de predikanten, één van de regtsgeleerden, geneeskundigen en onderwijzers, 3 vertegenwoordigers der steden en 3 der gehuchten. Het hoogste staatsbewind voor binnen- en buitenlandsche zaken is de vorstelijke regéring te Bückeburg. De regterlijke organisatie zal er eerlang verbeterd worden.

Het kerkelijk opperbestuur is voor de Hervormden de regéring en voor de Lutherschen het consistorium, terwijl de R. Katholieken er tot het bisdom Osnabrück behooren. De gemeenten hebben een zelfstandig bestuur onder het toezigt der regéring. De jaarlijksche begrooting heeft er voor inkomsten en uitgaven het cijfer van 386000 gulden, terwijl de staatsschuld er ruim 203000 gulden beloopt. Het vorstendom zendt één afgevaardigde naar den Duitschen Rijksdag. De hoofdstad is Bückeburg.

De lijn Schaumburg of Bückeburg van het Huis Lippe werd door graaf Phillip, jongsten zoon van graaf Simon VI van der Lippe gesticht. Hij verkreeg in 1613 als apanage de ambten Lipperode en Alverdissen en erfde in 1640 van zijne zuster Elizabeth, de moeder van den laatsten graaf von Schaumburg, Otto VII, een gedeelte van het graafschap Schaumburg, namelijk de ambten Stadthagen, Bückeburg, Arensburg, en Hagenburg. Dit gebied erlangde nu den naam van Schaumburg-Lippe. In 1668 stelde Philipp het eerstgeboorteregt vast en overleed in 1681. Zijn oudste zoon, Friedrich Christian, volgde hem op in de lijn Bückeburg en stierf in 1728, en een tweede zoon, Philipp Ernst, stichtte de zijlijn Alverdissen. Na het uitsterven der lijn Brake in 1709 ontstond een twist met Lippe-Detmold, die in 1748 op deze wijze werd ten einde gebragt, dat Blomberg aan Detmold, doch Schieder aan Bückeburg ten deel viel. Met den kleinzoon van Friedrich Christian, den Portugéschen veldmaarschalk, graaf Friedrich Wilhelm Ernst, die het fort Wilhelmsburg in het Steinhuder Meer deed verrijzen en eene vermaarde krijgsschool stichtte, verdween in 1777 de oudere lijn Bückeburg, waarop de lijn Alverdissen in graaf Philipp Ernst (kleinzoon van den stichter der zijlijn) het bewind van Bückeburg aanvaardde. Hij handhaafde zich in het bezit zijner landen na afstand van het ambt Schieder en noemde zich graaf van Schaumburg-Lippe-Bückeburq.

Na zijn overlijden (13 Februarij 1787) werd hij opgevolgd door zijn zoon Georg Wilhelm, eerst onder de voogdij van zijne moeder, prinses Juliane van Hessen-Philippsthal, totdat hij in 1807 zelf het bewind aanvaardde. Hij voegde zich bij den Rijnbond en schonk in 1816 aan zijn land eene vertegenwoordiging, bestaande uit afgevaardigden van de ridderschap, de steden en de landbouwers. In 1848 ontstond ook hier eene sterke volksbeweging. Aan het verlangen des volks, dat de domeinen staatseigendom zouden worden verklaard, weigerde de Vorst te voldoen. Wél kwam er eene nieuwe kieswet tot stand, alsmede eene wet op de verantwoordelijkheid der regéring, doch reeds in 1849 werden er de voormalige toestanden hersteld. Na den dood van Georg Wilhelm (21 November 1860) werd hij opgevolgd door zijn zoon, prins Adolf Georg, geboren den Isten Augustus 1817. Deze schaarde zich in 1866 aan de zijde van Oostenrijk, maar trad vervolgens toe tot den NoordDuitschen Bond en sloot het volgende jaar eene militaire conventie met Pruissen. Eindelijk werd den 17den November 1868 na lange onderhandelingen eene nieuwe wet op de zamenstelling der vertegenwoordiging ingevoerd.

< >