Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ruge

betekenis & definitie

Ruge (Amo'd), een verdienstelijk Duitsch schrijver, geboren den 13den September 1802 te Bergen op het eiland Rügen, studeerde te Jena en te Halle in de wijsbegeerte en nam er levendig deel aan de studentenvereenigingen (Burschenschaften), zoodat hij een jaar te Köpenick en 5 jaar in de vesting Kolberg in hechtenis moest doorbrengen. Gedurende dien tijd bestudeerde hij met ijver de klassieke schrijvers, leverde vertalingen van Theócritus, Aeschylus en Sóphocles, en had een groot vermaak in de werken van Jean Paul en van de Engelsche Humoristen. Na het herkregen zijner vrijheid in 1830 zag hij zich als leeraar geplaatst aan het paedagogium te Halle, en twee jaren later vestigde hij zich aldaar als privaatdocent. Na het uitgeven van zijne „Platonische Aesthetik (1832)” stichtte hy in 1837 met Echtermeyer de „Hall’sche Jahrbücher für Kunst und Wissenschaft”, doch toen deze wegens hunne vrijzinnige rigting onder de censuur werden gesteld, vertrok hij met zijn tijdschrift, dat nu den naam van „Deutsche Jahrbücher” ontving, naar Dresden.

Het ministérie-Falkenstein ontnam echter eerlang aan dat tijdschrift de vergunning om in het licht te verschijnen. Ruge vertoefde daarna eenige jaren te Parijs en in Zwitserland , en vestigde vervolgens te Leipzig onder den naam van „Verlagsbureau” een boekhandel, waar onder zijne redactie de „Politische Bilder aus der Zeit (1848, 2 dln)”, — „Poëtische Bilder aus der Zeit (1848, 2 dln)”, — en „Die Akademie, ein philosophisches Taschenbuch (1847—1848)” met bijdragen van Seeger, Gerstäcker, Freytag, Hebbel, Fröbel, Hartmann enz. in het licht verschenen. Na het uitbarsten der beweging van 1848 gaf hy eerst te Leipzig en daarna te Berlijn het democratisch dagblad: „Die Reform” in het licht en werd lid van het Parlement te Frankfort, waar hij tot de uiterste linker zijde behoorde, maar zich gedroeg als een onpractisch doctrinair, weshalve hij in de „Epistolae obscurorum virorum ad Arnoldum Rugium, philosophum rubrum nee non abstractissimum” vinnig werd doorgehaald. Wrevelig over die berisping, begaf hij zich op reis en werd door de Nationale Vergadering vervallen verklaard van zijn lidmaatschap. Omstreeks dien tijd (October 1848) woonde hij te Berlyn het Congrès van Democraten by, om zijn „Reform” te doen aannemen tot orgaan van deze partij.

Wegens den staat van beleg werd echter de uitgave van dit blad verboden, en hij zelf moest den 21sten Januarij 1849 de stad verlaten. Nu keerde hij naar zijne zaak te Leipzig terug, nam deel aan de volksbewegingen in Mei en moest na het dempen van den opstand (1850) de vlugt nemen naar Engeland, waar hij met Mazzini, Ledru-Rollin en anderen een Europeesch democratisch comité vormde. Later woonde hij te Brighton, en in 1866, reeds vóór den oorlog, verklaarde hij zich in brieven aan Duitsche dagbladen een voorstander der buitenlandsche politiek van von Bismarck. Van zijne geschriften vermelden wij: „Schill und die Seinen, Trauerspiel (1830)”, — „Der Novellist (1839)”, — „Zwei Jahre in Paris (1846, 2 dln)”, — „Novellen aus Frankreich und der Schweiz (1848)”, — „Unser System (1850)”, — „Revolutionsnovellen (1850)”, — „Die Loge des Humanismus (1851)”, — „Die neue Welt, Trauerspiel (1856)”, — „Aus früherer Zeit (1863—1867, 4 dln)”, — „Zwei Doppelromane in dramatischer Form (1865)”, — „Manifest an die deutsche Nation (2de druk 1866)”, — „Aufruf zur Einheit (1866) ”, — „Der Krieg (1867)”, — „Bianca della Rocca (1869)”, — „Reden über Religion, ihr Entstehen und Vergehen; an die Gebildeten unter ihren Verehrern (nieuwe druk 1875)”, — en onderscheidene vertalingen.

< >