Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Reuzen

betekenis & definitie

Reuzen noemt men in het algemeen menschen van buitengewone ligchaamslengte. zij vervullen in de mythen en sagen der volkeren eene merkwaardige rol, nu eens als mythologische wezens, dan weder als gewrochten der fantasie. De oudste geschiedenis der Israëlieten maakt melding van de reusachtige inboorlingen van Kanaän, van de kinderen Enaks, alsmede van bepaalde reusachtige personen, zooals Goliath. De Grieksche fabelleer spreekt van reuzen of giganten, als vertegenwoordigers der ontembare natuurkrachten en gewaagt van Aegaeon, Antaeus, de Cyclopen enz. Naar de meening der Romeinen waren bepaaldelijk de noordelijke gewesten der Aarde met reuzen bevolkt.

In de Indische mythologie schiep Brahma reuzen, die in den strijd tegen de Goden door bliksemschichten werden vernietigd. Ook in de volkssproken der Tartaren, Finnen en Slawen vindt men verhalen omtrent reuzen. In de Germaansche godenleer zijn zij desgelijks de tegenstanders van de goden, en zij spreekt van Joten, Bergreuzen, Trolden en Thóersen, die allen afkomstig zijn van het geslacht der Hrimthoersen of rijm (ijs)-reuzen. zij zijn de vertegenwoordigers van de toomelooze, onaangename krachten der natuur, van koude en guurheid, en dragen ook den naam van hunen, welke in dien van hunebedden (reuzengraven) ook in ons Vaderland nog is overgebleven. In de heldensage vervullen Sigenôt en Fasold de rol van reuzen. Eindelijk komen in de ridderromans der middeneeuwen, behalve dwergen, feeën en toovenaars, ook reuzen voor. Ongetwijfeld gaf het opdelven van beenderen van groote vóórwereldlijke dieren daartoe aanleiding. Het is bijv. bekend, dat de heilige Augustinus een mammoethstand, zoo groot als 100 tanden van menschen, voor de kies van een reus hield.