Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Reuzengebergte

betekenis & definitie

Reuzengebergte (Het) is het hoogste gedeelte der Sudeten. Het eigenlijke Reuzengebergte strekt zich uit van de bronnen der Zacken tot aan den oorsprong van de Bober. Dáár verheft het zich ten oosten van den Iserkamm boven den bergpas (720 Ned. el hoog) tusschen Schreibehau in Silézië en Harrachsdorf in Bohemen, en hier daalt het af tot de kloof, waarin zich de strategisch zoo belangrijke weg van Landeshut naar Trautenau bevindt.

Het is 37 Ned. mijl lang en 25 breed en heeft eene oppervlakte van 20 geogr. mijl. Van de zuidelijke of Boheemsche zijde begint het Reuzengebergte geleidelijk te klimmen tot den bergkam, die de grens vormt tusschen Bohemen en Silézië.

Veel steiler daalt het aan de andere zijde af in de 1000 Ned. el lager gelegene vallei, waar Hirschberg en Warmbrunn zich verhelfen. Hier ziet men steile rotswanden en diepe kloven. De kam heeft eene gemiddelde hoogte van 1250 Ned. el, terwijl daarboven onderscheidene toppen verrijzen ter hoogte van 1350 Nederlandsche el en meer. Hier heeft men den Reifträger (1350 Ned. el), den Hohe Rad (1514 Ned. el), den Groszen Sturmhaube (1482 Ned. el), den Kleinen Sturmhaube (1416 Ned. el) en den Schnee- of Riesenkoppe (1605 Ned. el), den hoogsten berg van Midden-Duitschland. De Boheemsche bergkammen, waar de Elbe langs eene diepe kloof doorheen kronkelt, loopt daaraan evenwijdig. Hier vindt men den Brunnenberg (1546 Ned. el), den Krkonosch (1478 Ned. el), en den Kesselberg (1435 Ned. el). Tusschen de westelijke uiteinden dier beide bergketens ontspringt de Kleine Iser, en aan de zuidelijke helling, tusschen de Iser en de Aupa, heeft men uitgestrekte bosschen. De noordelijke helling telt onderscheidene kloven, wier wateren naar de Bober vloeijen.

Hier verheft zich de Gräberberg met de Annakapél, alsmede de Kynast met een vermaarden bouwval, en de Bismarckhöhe tusschen Petersdorf en Agnetendorf. Het voornaamste gesteente van het Reuzengebergte is graniet, hetwelk zich uit de diepte van het Hirschberger Dal tot aan den Boheemschen Kam in het zuiden uitstrekt, terwijl men er vervolgens kristallijn leigesteente, vooral glimmerlei aantreft, dat ook in het oosten en zuidoosten de overhand heeft. Hier en daar heeft men er merkwaardige granietgevaarten, zooals den Teufelstein, den Mittagstein, den Mädelstein, den Rübezahlkansel enz. Tot de geognostische merkwaardigheden van het gebergte behooren enkele porfiergangen, alsmede basalt. Men heeft er geene mijnen van eenig belang. Het Reuzengebergte verheft zich uit het gewest der loofboomen met de hoogste toppen tot boven den groei der dwergdennen. Op de lagere gordels ziet men naaldboomen, vergezeld van beuken, eiken en berken, maar tusschen de hoogten van 500 en 1300 Ned. el voert het naaldhout schier uitsluitend heerschappij. Boven de hoogte van 1200 Ned. el bereikt men het meestal van boomen beroofde hooggebergte, hier en daar met dwergdennen (Pinus pumilio) en lage wilgen (Salix Lapponum) versierd en met velerlei Alpenkruiden begroeid.

Tot laatstgemelden behooren er: Anemone alpina, alchemilla fissa, Geum montanum, Potentilla aurea, Swertia perennis, Gentiana verna en Veratrum album. Aan de Silézische zijde heeft men een fraai uitzigt van het Reuzengebergte, naar den Scholzenberg bij Warmbrunn, en aan de Boheemsche zijde naar den Tabor bij Lomnitz. Tot de merkwaardigste gedeelten van het Reuzengebergte behoort de Hohe Rad, een met granietblokken bezaaide bergtop, vanwaar men het oog kan laten weiden over trotsche natuurtooneelen. Ook de Grosze Sturmhaube is een bezoek overwaardig. Verder oostwaarts verrijst de rijk begroeide Mädelstein, en men ontwaart er voorts den Kleinen Sturmhaube, den Kleinen Rad en bereikt den Koppenplan (1375 Ned. el hoog), waarboven de Schneekoppe, een steile rotskegel, zich ter hoogte van 230 Ned. el verheft. Men beklimt dien langs een smal en steil voetpad en op den stompen top ziet men eene kleine, ronde kapél, aldaar in 1688 gebouwd, doch sedert 1824 als verblijf voor reizigers gebezigd. Nadat echter daarnaast in 1850 een hotel verrees, is die kapél tot hare oorspronkelijke bestemming teruggekeerd. Kapél en hotel zijn meer dan eens eene prooi der vlammen geworden, maar ook weder opgebouwd, en men heeft er thans een post- en telegraafkantoor.

Zuidwaarts, naar de zijde van Bohemen, ziet men er ter diepte van 600 Ned. el neder in een dal (de Aupagrund). In het algemeen is het uitzigt er grootsch, daar de gezigtskring op den Schneekoppe eene middellijn heeft van 300 Ned. mijl. Ten noordoosten van den Riesenkoppe volgt de Forstkamm en verder oostwaarts de Schwarze Koppe (1370 Ned. el hoog), wiens kam de grens aanwijst tusschen Silézië en Bohemen, zoodat ongeveer 3/4de van het Reuzengebergte aan Oostenrijk en l/4de aan Pruissen behooren. Nog verder oostwaarts heeft men den Forstberg en eindelijk den Rehhornberg. In het noordelijk gedeelte van het Reuzengebergte loopt een weg van Hirschberg naar Reichenberg in Bohemen, in het zuidelijk gedeelte zelfs een spoorweg van Landeshut naar Trautenau. In 1875 werd voorts een begin gemaakt met den aanleg van een kunstweg over den rug van het gebergte; deze loopt van Hemsdorf aan den voet van den Kynast in het Hirschberger dal over den bergkam naar St. Peter in Bohemen en wordt, de Alpenwegen niet medegerekend, de hoogst gelegen kunstweg in Duitschland.

< >