Purper, de prachtigste paarsroode verwstof der Oudheid, werd verkregen uit slakken der Middellandsche Zee en is vermoedelijk eene uitvinding der Phoeniciërs. Het beste purper werd te Tyrus bereid, en aldaar, alsmede op het eiland Meninx (tot het gebied van Tunis behoorend), bloeide nog de purperindustrie in den tijd der Romeinsche Keizers. De eigenlijke purperslakken der Oudheid waren: Murex brandaris en Murex trunculus, misschien ook Purpura haemastoma. Deze slakken scheiden door slijmklieren een wit sap af, dat in de zon geelachtig, groen en eindelijk paars wordt.
Men ving deze slakken met aas, verbrijzelde ze of haalde ze uit de schelpen, liet ze met zout en water weeken, verwarmde ze en dompelde vervolgens daarin de te verwen stoffen. Ook wist men toen reeds verschillende nuances te leveren. Aanvankelijk was de purpere stof het gewaad der heerschers, doch langzamerhand werd zij meer algemeen, zoodat Caesar en Augustus het gebruik van dit artikel van weelde door wetten beperkten. In het Byjzantijnsche Rijk werd het purper op nieuw het teeken van het hoogste gezag, en nog in de 15de eeuw vindt men er purpere hoeden enz. vermeld. Het scharlaken der cardinalen, ook wel purper geheeten, herinnert aan die oude gewoonte. Ook in andere oorden, zooals Noorwegen, Zuid-Amerika enz., bezigt men het sap van zeeslakken als verwstof.