Tyrus, in het Hebreeuwsch Sor, eene van de vermaardste steden der Oudheid, was met Sidon de grootste en rijkste zee- en koopstad van Phoenicië: Zij lag 200 stadiën of 38 Ned. mijl van Sidon en werd als de dochter van deze beschouwd, hoewel de Sidoniërs haar niet hadden gesticht. De oudste stad verhief zich op het vaste land en was van geringe beteekenis, totdat in de 10de eeuw vóór Chr. koning Hiram, de vriend van David en Salomo, de beide lage rots-eilanden aan de kust door aanplemping vereenigde en hier eene havenstad deed verrijzen, welke eerlang de mededingster werd van Sidon. De Tyriërs bragten eene aanmerkelijke verbetering in den scheepsbouw en wisten des nachts hunnen koers naar den stand der sterren te regelen. Zij bezochten niet alleen alle kusten der Middellandsche Zee, maar drongen ook door in den Atlantischen Oceaan en haalden tin uit Brittannië en barnsteen van de noordelijke stranden van Gallië.
Het eiland, waarop Tyrus zich verhief, was slechts 1600 schreden verwijderd van den vasten wal en had een omtrek van slechts 5300 schreden (22 stadiën), weshalve men genoodzaakt was, huizen met 5 of 6 verdiepingen te bouwen. Aldaar bevond zich een aloude tempel van Héraclés (Melkart), werwaarts de koloniën telken jare kostbare geschenken zonden. Salmanasser belegerde het eiland gedurende vijf jaar, nadat hij de stad op het vaste land bemagtigd had, en Nebucadnesar zelfs 13 jaar, zonder dat één van beiden het veroverde. Toen Alexander na de zegepraal bij Issus (333 vóór Chr.) in Phoenicië trok, weigerde Tyrus, de poorten te openen voor den overwinnaar, zoodat deze haar belegerde en na een zevental maanden innam, doordien hij zijn leger langs een in zee geworpen dam derwaarts voerde. Deze dam is vervolgens door aanslibbing breeder geworden en heeft alzoo de landengte gevormd, welke thans het eiland met den vasten wal verbindt. De stad is later gedurende 14 maanden belegerd door Antigonus.
In de dagen der Romeinsche heerschappij behield zij hare vrijheid en hare eigene staatsregeling, bloeide door handel en nijverheid (vooral door het leveren van metalen voorwerpen, geweven stoffen en Tyrisch purper) en werd door keizer Severus verheven tot eene Romeinsche kolonie. Gedurende de Kruistogten was zij eene vesting en steeds in handen der Kruisvaarders. Frederik Barbarossa werd in 1190 aldaar begraven, maar reeds het volgende jaar maakten de Mohammedanen zich van haar meester, en onder de Turksche regéring kwam zij in verval. Het hedendaagsche Sor beslaat slechts een derde gedeelte van het voormalig eiland en telt eenige honderden ellendige huizen met 5000 inwoners. De haven is verzand, en het merkwaardigste gebouw is er de Kruisvaarderskerk, afkomstig uit de 12de eeuw.