Plotínus, een uitstekend Neoplatonisch wijsgeer, geboren in 205 na Chr. te Lycópolis in Egypte, woonde de lessen bij der beroemdste Alexandrijnsche wijsgeeren, maar vond slechts genoegen in die van Ammonius Saccas. Hij trok met eene expeditie van keizer Gordianus naar Perzië, om aldaar en in Indië te putten uit de oorspronkelijke bronnen der wijsheid, keerde na het vermoorden des Keizers terug naar Antiochië en vertrok in 244 als leeraar in de wijsbegeerte naar Rome. Tot zijne beste leerlingen behoorden er Amelius, Eustachius en Porphyrius van Tyrus. Wegens zijne gestrenge levenswijs gold hij voor een wonderdoener en een vriend der Goden.
Op 69-jarigen leeftijd kwam hij op het denkbeeld om een Platonischen modélstaat te stichten, en reeds had hij daartoe eene verlatene stad in Campanië, welke Plotinópolis zou heeten, uitgekozen, toen de nijd van eenige hovelingen de uitvoering van het reeds door keizer Galliënus goedgekeurde plan verhinderde. Hij overleed in 270 op een landgoed bij Minturnae in Campanië. Zijn leerling Porphyrius heeft zijne werken verzameld en gesplitst in 6 afdeelingen, ieder van 9 boeken. Zij zijn uitgegeven door Creuzer (1836, 3 dln), Dübner (1855) en Kirchhoff (1856, 2 dln). De leer van Plotinus is in het algemeen die der „Ideeën” van Plato, maar vervormd tot een emanatiestelsel (zie Neoplatonismus).