Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ploeg

betekenis & definitie

Ploeg (De) is een hoogst belangrijk werktuig voor den landbouw, dienende om den grond los te maken, om te keeren en daaraan de grootst mogelijke oppervlakte te geven, ten einde de werking der dampkringslucht te bevorderen. De ploeg in zijn eenvoudigsten vorm was een boomstam met een zijwaarts uitstekenden stomp van een tak, die door het bouwland getrokken werd. Bij de Grieken en Romeinen ondervond echter dit werktuig door het aanbrengen van het strijkbord eene aanmerkelijke verbetering, doch bleef daarna tot in het midden der 18de eeuw nagenoeg in denzelfden toestand. Na dien tijd heeft men verschillende soorten van ploegen vervaardigd, naar gelang van de werkzaamheden, welke men daarmede wenscht te verrigten.

Het is namelijk een groot verschil of men een vasten kleigrond, een lossen zandgrond of steenachtige akkers tegen de helling der bergen ploegen wil. Men onderscheidt bij den ploeg 3 deelen, namelijk den eigenlijken ploeg, — den ploegboom met den staart, — en den toestel, waarvoor de trekdieren gespannen worden. De eigenlijke ploeg bestaat uit het kouter of vertikaal geplaatst mes, dat den grond loodregt doorsnijdt, en de ploegschaar, die er horizontaal doorheendringt, met het schroefvormig strijkbord, hetwelk het omleggen van den afgesneden aardbalk veroorzaakt. Kouter en ploegschaar moeten van best staal vervaardigd wezen. Het strijkbord is van hout, van met ijzer beslagen hout, gietijzer, smeedijzer of staal.

De ploegboom is doorgaans van stevig hout; daaraan zijn de overige deelen van den ploeg bevestigd. Tot de ploegen met het omkeeren van den bodem behooren de gewone ploegen, werkende tot eene diepte van 10—25 Ned. duim, — de diepploegen, hun arbeid uitstrekkend tot eene diepte van 40 Ned. duim, — de bergploegen, geschikt voor heuvelachtig terrein, — en de dubbelploegen. Tot het losmaken van den bodem bezigt men den ondergrondsploeg met eene dubbelsnijdende ploegschaar, en den draineerploeg. Voorts heeft men schoffelploegen, aanaardploegen en aardappelploegen, ook aardappelrooijers genaamd, doch deze laatsten verkeeren nog altijd in een gebrekkigen toestand.

< >