Ploennies. Onder dezen naam vermelden wij:
Louise von Ploennies, eene verdienstelijke Duitsche dichteres. Zij werd geboren te Hanau den 7den November 1803, was de dochter van den bekenden natuuronderzoeker Philip Achilles Leisler, trad in het huwelijk met den „Medicinalrath” August von Ploennies te Darmstadt, woonde na het overlijden van dezen geruimen tijd te Jugenheim aan de Bergstraat en later weder te Darmstadt, en overleed den 22sten Januarij 1872. Zij leverde: „Gedichten(1844)”, — „Abälärd und Heloïse (1849)” — „Oskar und Gianetta (1850)”, — „Neue Gedichten (1851)”, — „ Mariken von Nymwegen (1853)”, — „Die sieben Raben (1862; 3de druk 1866)”, — „Sawitri (1862; 3de druk 1867)”, — „Lilien auf dem Feld, religiöse Dichtungen (1864)”,— Ruth (1864, 2de druk 1869)”, — „Josephund seine Brüder (1866)”, „Maria von Bethanien (1867)”, — „Die heilige Elisabeth (1870)”, — De bijbelsche drama’s: „Maria”, „Maria Magdalena (1870)” en „David (1873)”, — en „Sagen und Legenden”. Ook schreef zij uitstekende vertalingen uit het Engelsch.
Wilhelm von Ploennies, een verdienstelijk schrijver op krijgskundig gebied en een zoon der voorgaande. Hij werd geboren te Darmstadt den 7den September 1828, trad op 16-jarigen leeftijd in Hessische dienst, werd in 1847 officier, nam deel aan onderscheidene gevechten in Baden en Holstein en werd in 1856 lid der directie van het tuighuis te Darmstadt. Wegens jicht moest hij in 1861 de dienst verlaten, werd vervolgens verlamd en nagenoeg blind, maar bleef werkzaam tot aan zijn overlijden op den 21sten Augustus 1871. Behalve opstellen in tijdschriften leverde hij: „Neue Studiën über die gezogene Feuerwaffe der Infanterie (1861—1894, 2 dln)”, — „Das Zündnadelgewehr (1865)”, — „Neue Hinterladungsgewehre (1867)”, — „Die Deutsche „Gewehrfrage im Jahr 1871 (met Weygandt, 1871)”, — benevens eene vertaling van: „ Kudrun (1853)”, — „Immortellen des Schlachtfeldes (1870)”, — Schwanenlieder (1871)”, — en onder den naam van Ludwig Siegritz den humoristischen roman: „Leben, Wirken und Ende des Generals Lebrecht von Knopf (1869: 2de druk, 1877)”.
