Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pisstof

betekenis & definitie

Pisstof (carbamide, CH4N20), het belangrijkst bestanddeel van de urine der zoogdieren, het laatstgevormde ontledingsproduct der stikstofhoudende bestanddeelen des ligchaams, wordt niet in de nieren gevormd, maar hier uit het bloed afgescheiden.

Men vindt haar alzoo ook in het bloed en het chyl, en tevens in het zweet. In de spieren der meeste gewervelde dieren schijnt de pisstof geheel en al te ontbreken; daarentegen vindt men haar in al de ligchaamsdeelen der kraakbeenige visschen, in het alkalisch vocht, dat getergde padden uit de huidklieren afscheiden, en in de urine van de vogels en van sommige kruipende dieren. Bij belemmering van de functie der nieren vermeerdert het pisstofgehalte in schier alle vloeistoffen des ligchaams: in het speeksel, de gal, het maagsap, de melk, den etter enz.

Zij is isomeer met cyanzuur ammonium en ontstaat, wanneer men cyanzuur kalium met zwavelzuur ammonium in eene oplossing in water vermengt, door uitdamping droogt en de rest met warmen wijngeest uittrekt. Hierbij lost pisstof op en zwavelzuur kalium blijft achter, — het eerste voorbeeld van het vormen van eene organische verbinding uit enkelvoudige stoffen. Om pisstof uit urine te verkrijgen, verdampt men deze tot de dikte van stroop, doet daaruit door bijvoeging van zuiver geconcentreerd salpeterzuur of zuringzuur salpeterzure of zuringzure pisstof neêrslaan, ontleedt deze door ze te laten trekken met koolzuur calcium of baryt, waarna men uit de gedroogde massa de pisstof met wijngeest uittrekt. Daarenboven ontstaat pisstof door de werking van alkaliën op kreatine, van zuren of alkaliën op allantoïne, van oxydérende zelfstandigheden op piszuur en van overmangaanzuur kalium op eiwitachtige ligchamen. Pisstof kristalliseert in lange, kleurlooze zuilen, is zonder geur, smaakt verkoelend, zooals salpeter, lost gemakkelijk op in water en in wijngeest, niet in aether en is geheel onzijdig, maar verbindt zich met zuurstofzuren tot zoutvormige ligchamen, van welke inzonderheid de salpeterzure en zuringzure pisstof merkwaardig zijn. Pisstof is niet vlugtig; zij smelt bij 120° C. en ontbindt zich bij eene iets hoogere warmte.