Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pinguins

betekenis & definitie

Pinguins of vetganzen zijn vogels, die tot de familie der duikers (Alcinae) behooren. Zij onderscheiden zich door een min of meer langen, regten, zaamgedrukten en gegroefden snavel, door korte, neêrhangende, slechts met schubvormige vederen bedekte vleugels, zeer korte pooten, platte teenen en volkomene zwemvliezen tusschen de vóórteenen. De pinguins bewonen de zeeën van het zuidelijk halfrond tusschen 30 en 75° Z. B. en bezoeken het land alleen gedurende den tijd van broeden. De eigenlijke vetgans (Aptenodytes patagonica Torst.) is ongeveer eene Ned. el lang, heeft een vrij langen, aan de spits gekromden snavel, tot aan de teenen bevederde pooten, is aan den kop en keel zwart, op den rug donkergrijs, van onder wit met eene donkergele streep aan de zijden van den hals, een zwarten, aan de punt gelen snavel en donkerbruine pooten.

Deze en eenige andere soorten bevolken de zuidelijke zeeën; zij zwemmen uitmuntend en duiken zeer goed, doch bewegen zich op het land bij een opgerigten gang zeer langzaam, terwijl zij vlug kunnen voortspoeden, wanneer zij met de borst over den grond glijden en daarbij met vleugels en pooten werken. Zij voeden zich met visschen, weekdieren enz. Gedurende den broedtijd komen niet alleen de wijfjes, maar al de vetganzen aan land en vormen er talrijke scharen, waarin deze vogels zich volgens den ouderdom rangschikken. Voor hunne eijeren graven zij veelal diepe holen, welke door onderaardsche gangen met andere holen gemeenschap hebben. Andere broeden in drooge laagten en bouwen hunne nesten digt bij elkander. De eijeren zijn groen en blaauw gevlekt en worden zorgvuldig bewaakt, omdat de grootere soorten gaarne eijeren rooven. Deze zijn zeer goed van smaak, maar het vleesch der ganzen is een slecht voedsel.

< >