Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pijnboom

betekenis & definitie

Pijnboom is de naam van eene reeks van altijd-groene boomen, die tot de natuurlijke familie der Naaldboomen of Kegeldragenden behooren. Zij vormen het geslacht Pinus, door Tournefort gesplitst in 3 ondergeslachten, Pinus, Abies en Larix. De Pijnboomachtigen onderscheiden zich door 2-hokkige helmknopjes, 2 omgekeerde zaadkorrels aan den voet van iedere vruchtschub, door een houtigen vruchtkegel en gevleugelde zaden.

Bij het ondergeslacht Pinus zijn de talrijke mannelijke katjes onder den top der éénjarige twijgen op elkander gehoopt, terwijl de schubben der vruchtkegels aan het uiteinde eene bultige verhevenheid dragen en de naalden ten getale van 2—4 bij elkander staan. Daartoe behoort: Pinus sylvestris (de denneboom, grove den of mastboom), die vooral in het noorden en midden van Europa, ook in ons Vaderland, groeit, eene hoogte bereikt van 40 Ned. el en naald vormige, stijve, puntige, blaauwgroene bladeren draagt, welke 2 aan 2 in eene scheede besloten zijn. De kegels van deze pijnsoort zijn eirond kegelvormig, gesteeld, vóór hunne volkomene rijpheid gekroond en bestaan uit drooge schubben.

Deze boom levert brand- en timmerhout, hars en terpentijn, — Pinus pumilio (kromhoutpijn) heeft naalden, die tegen elkander zijn geplaatst en afstaande, glinsterende vruchtkegels. Hij groeit in heesterachtigen vorm gewoonlijk op de toppen der bergen. — Pinus pinea (de tamme pijnboom) heeft lange naalden, groote, glanzende vruchtkegels en smalle afvallende vleugels om de nootachtige zaden. Deze boom onderscheidt zich door zijn reusachtigen bouw en door zijne schermvormige kruin. Hij groeit vooral in Italië aan de zeekust, en zijne oliehoudende zaden zijn eetbaar. Pinus Cembra (de Siberische pijn) heeft 3-kante, ten getale van 4 of 5 bij elkander staande naalden, roodgele haren op de jonge takjes en regtopstaande vruchtkegels. Deze boom groeit in de oostelijke Alpen en Carpathen, en zijne nootvormige zaden zijn eetbaar; zijn hout is welriekend en zeer geschikt tot het vervaardigen van snijwerk. — Pinus strobus (de Weymouth-pijn) heeft lange, fijne, 3-kante, ten getale van 5 bij elkander geplaatste naalden, neêrhangende, rolronde vruchtkegels en gevleugelde zaden. Deze fraaije boom, met eene gladde, harsrijke schors en zeer regelmatige, kransvormige vertakkingen, is afkomstig uit Noord-Amerika, weshalve hij ook wel den naam draagt van Amerikaanschen ceder.

Het ondergeslacht Abies onderscheidt zich door alleenstaande mannelijke katjes en door vruchtkegels, welke niet dikker zijn aan den top, terwijl de bladeren alleen staan en spiraalsgewijs gerangschikt zijn. Van de soorten vermelden wij: Abies excelsior (de fijne spar), met alle bijna even ver van de takjes afstaande, vierkante, spitse, donkergroene bladeren, neerhangende vruchtkegels met ruitvormige, aan den top fijngetande schubben en langgevleugelde zaden. Deze boom is een der belangrijkste woudboomen van Noord- en Midden-Europa en vormt in de bergstreek vaak uitgestrekte bosschen; zijn slanke stam wordt in eene eeuw ruim 30 Ned. el hoog en levert uitmuntend timmerhout (vurenhout); ook van deze soort verkrijgt men hars; — Abies pectinata (Pinus picea, de zilverspar), met platte, aan den top uitgesnedene en aan de onderzijde met 2 witte strepen geteekende bladeren en regtopstaande vruchtkegels met spitse dek- en afgeronde vruchtschubben. Deze sierlijke boom wordt in het Schwarzwald enz. 40 Ned. el hoog; hij levert voortreffelijk timmerhout en veel hars en terpentijn.

Het ondergeslacht Larix onderscheidt zich door alleenstaande mannelijke katjes, terwijl de vruchtschubben niet dikker zijn aan haren top en de naalden bundelsgewijs bij elkander zijn gevoegd. Hiertoe behooren: Larix cedrus (de ceder) en Larix Europaea (de lorkenboom).

Van minder belang zijn P. pinaster, P. maritima (de zeepijn), P. palustris, P. taeda, Abies nigra en Alies canadensis. De pijnboomen leveren greenen- en vurenhout, verschillende soorten van terpentijn, hars, teer en pek, en uit de bladeren bereidt men boschwol, geschikt tot het vullen van bedden en matrassen.