Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Peter

betekenis & definitie

Peter, onder dezen naam vermelden wij:

Drie Keizers van Rusland, namelijk :

Peter I Alexejewitsj de Groote, een zoon van keizer Alexei en van Natalia Kirilowna Narisjkin. Hij werd geboren den 9den Junij (30sten Mei) 1672 te Kolomanskoje Selo, een dorp bij Moskou en verloor reeds in 1676 zijn vader, die door diens oudsten zoon Feodor Alexejewitsj werd opgevolgd. Toen Feodor in 1682 overleed, werd Peter met voorbijgang van den half stompzinnigen Iwan tot Czaar uitgeroepen. Doch Sophia, de volle zuster van Iwan, haalde de Strelitzen over tot het plan, om Iwan en Peter beiden tot Czaren te verheffen, terwijl zij zelve eigenlijk regéren zou. De beide broeders werden dientengevolge den 23sten Julij 1682 gekroond, en de Keizerinweduwe moest de reeds door haar aanvaarde waardigheid van rijksbestuurderes afstaan aan Sophia, die nu met onbeperkt gezag heerschappij voerde en in 1687 den titel aannam van opperheerscheres. Het onderwijs, dat aan Peter ten deel viel, was van weinig belang. Men liet den vrijen teugel aan zijne neigingen en omringde hem door een aantal jonge lieden, die zich aan allerlei dwaasheid en losbandigheid overgaven. Alleen de militaire excercitie, die door Lefort uit Genève bestuurd werd, boeide zijne belangstelling en bragt den jeugdigen Czaar op het denkbeeld om de woeste bende der Strelitzen door een wél ingerigt Europeesch leger te vervangen.

Nadat hij den 6den Februarij 1689 in het huwelijk was getreden met Eudoxia Feodorowna Lapoesjin, kwam hij den 8sten Junij in verzet tegen zijne zuster, dempte den opstand der Strelitzen, verwees Sophia naar een klooster en hield den 9den September 1689 zijn intogt te Moskou. Iwan liet volgaarne de teugels van het bewind in handen van zijn broeder. Om de magt der Strelitzen te fnuiken, vermeerderde hij het korps der door Lefort geoefende soldaten en lokte een groot aantal officieren van elders naar Rusland. Met niet minder geestdrift was hij bezield voor het denkbeeld om aan Rusland eene vloot te bezorgen. Nadat hij in 1696 eene zamenzwering, die zijne verwijdering bedoelde, gestreng gestraft, Romanodanowski tot rijksbestuurder benoemd en de Strelitzen langs de grenzen des rijks verdeeld had, aanvaardde hij in April 1697 in het gevolg van een naar Nederland bestemd gezantschap, aan welks hoofd zich Lefort, Golowin en Wosnizyn bevonden, onder den naam van Peter Michailow eene reis naar het buitenland. Eerst ging hij over Riga, Mitau, Königsberg en Berlijn naar Nederland, voegde zich hier bij zijn gezantschap en was als privaat persoon tegenwoordig, toen de Algemeene Staten daaraan gehoor verleenden. In matrozengewaad werkte hij voorts op eene scheepstimmerwerf te Zaandam (waar men nog het huisje in eere houdt, waar hij zijn verblijf hield), om zich in den scheepsbouw te bekwamen. In het begin van 1698 ging hij naar Engeland, waar hij meer dan 500 handwerkslieden en kunstenaars in dienst nam.

De universiteit te Oxford schonk hem het doctorsdiploma. Van Holland, waar het hoofddoel van zijn gezantschap, namelijk om eene vloot te verkrijgen tegen de Turken, niet bereikt was, begaf hij zich naar Saksen en vanhier naar Weenen en Preszburg. Den 4den September 1698 kwam hij weder te Moskou en hield een bloedig wraakgerigt over de Strelitzen, die wederom oproer gemaakt hadden. Eigenhandig sloeg hij velen van hen het hoofd af. Ook Eudoxia moest zich naar een klooster begeven, terwijl hij de Strelitzen over het rijk verdeelde, zoodat zij allengs verdwenen. Van dat oogenblik af volgden de hervormingen elkander op met ongemeenen spoed. In 1699 had de eerste ligting van soldaten plaats. De oud-Russische tijdrekening, volgens welke het jaar in den herfst een aanvang nam, werd met den1sten Januarij 1700 afgeschaft, en alle aanzienlijken ontvingen bevel, om zich naar Duitsche wijze te kleeden.

De Dertigjarige Vrede, den 3den Julij 1700 met de Porte gesloten, had het in 1696 veroverde Azof, den sleutel der Zwarte Zee, aan Rusland toegekend, en om nu ook aan de Oostzee vasten voet te verkrijgen, verbond Peter zich met Denemarken en met Augustus II van Polen tegen Zweden. Hoewel hij bij Narwa den 21sten November 1700 voor Karel XII het onderspit moest delven, stelden de onbezonnene bemoeijingen van zijn tegenstander met de binnenlandsche verdeeldheid in Polen hem in staat, om een inval te doen in laatstgenoemd rijk en Ingermanland te veroveren, waar hij in 1703 de grondslagen legde van de toekomstige hoofdstad van zijn rijk. De oorlog tegen de Zweden werd nu met goed gevolg voortgezet; de Russen begonnen zich van Esthland en Lijfland meester te maken, en de nederlaag van Karel XII bij Poeltawa (1709) wees op het einde van den voorspoed der Zweden, waarna Peter geheel Lijfland, alsook Carelië veroverde. Daar Karel XII de Porte had overgehaald, om den lsten December 1710 aan Rusland den oorlog te verklaren, trok Peter den 27sten Junij 1711 over de grenzen van Moldavië, waar de hospodar Demetrius Kantemir zich aan zijne zijde schaarde. Daar Peter echter op den 14<ien Julij in den slag aan de Proeth voor de overmagt van den vijand bezweek en tusschen die rivier en een moeras werd ingesloten, moest hij bij den Vrede van Hoesch (23 Julij) aan de Turken beloven, dat hij Azof en al het daar aanwezige geschut wederom zou afstaan. In 1713 deden de Russen een inval in Finland, en de Russische vloot behaalde den 7den Augustus 1714 bij de Alandseilanden eene glansrijke overwinning op de Zweedsche. Vervolgens strekten de zorgen van Peter zich evenzeer uit tot de binnenlandsche aangelegenheden des rijks. Hij spande alle krachten in om nijverheid, verkeer en handel op te beuren, stichtte scholen en boekdrukkerijen en zorgde voor de vertaling en verspreiding van degelijke buitenlandsche geschriften.

Daarentegen namen zijne opvliegendheid en zijne verslaafdheid aan den sterken drank met de jaren toe. Mentsjikow en de hem geenszins trouwe Catharina, die hij in 1712, met het oog op haar beleidvol gedrag tegenover de Turken bij zijne insluiting in ’t voorgaande jaar, openlijk als zijne gemalin had erkend, drongen zich diep in zijne gunst en haalden hem zelfs over om zijn eigen zoon Aléxei ter dood te veroordeelen. Eene betere handelswetgeving maakte intusschen een einde aan het monopolie der kroon, en alleen de handel met China en op de Caspische Zee bleef in handen van bevoorregte maatschappijen. Door het stichten van een regéringscollège wilde h{j het bestuur verbeteren en door eene soort van rekenkamer alle verduistering van gelden onderzoeken en straffen. Hij verordende gelijke maten en gewigten, zorgde voor het brievenvervoer door rijdende postboden, en deed vondelingen- en weeshuizen en scholen verrijzen. Ook ging hij de overdreven beeldendienst en het bijgeloof te keer, moedigde de mijnontginningaan, deed kanalen graven en ontwierp zelfs een plan om door middel van de Wolga de Caspische Zee met de Zwarte Zee te verbinden. Door de instelling eener Heilige Synode werd den 14den Februarij 1720 voor goed een einde gemaakt aan het patriarchaat, en de Czaar verklaarde zich zelven het hoofd der Kerk. De oorlogzuchtige ondernemingen tegen Zweden, die intusschen bijna onafgebroken waren voortgezet, eindigden door den Vrede van Nijstad van 10 September 1721, waarbij Esthland, Lijfland, Ingermanland, Carelië, Wiborg en Kexholm aan Rusland werden afgestaan.

De Besturende Senaat en de Synode namen bij die gelegenheid het besluit, dat aan den Czaar de keizerlijke titel moest worden toegekend, en den 2sten November 1721 werd hij te Petersburg plegtig tot keizer uitgeroepen. In 1723 trok hij aan het hoofd van 30000 soldaten ten strijde tegen Perzië en veroverde Derbent, maar hij moest van het voortzetten van dien oorlog afzien, omdat een storm de Russische vloot op de Caspische Zee had verstrooid. In Mei 1724 werd Catharina gekroond, en in datzelfde jaar werden ten gevolge van een regterlijk onderzoek 19 aanzienlijke staatsambtenaren teregt gesteld en 5 met de knoet gestraft. Dit bragt echter geenerlei verbetering, daar Peter de kunst niet verstond om eerlijke mannen rondom zich te verzamelen en aan het volk eergevoel in te boezemen. In het algemeen was de regtspleging in zijn tijd hoogst gebrekkig.

Hij benoemde eene commissie om een nieuw wetboek te ontwerpen, maar zij bragt niets tot stand. Intusschen werden de geestelijke goederen aan het toezigt der regéring onderworpen en stichtte hij te Petersburg de Académie van Wetenschappen. In weerwil van eene pijnlijke ziekte zette hij zijne bezigheden voort, totdat hij door het vatten van koude, bij zijne pogingen om hulp te brengen aan een schip, dat met de golven worstelde, op het ziekbed werd geworpen en den 8sten Februarij (28sten Januarij) 1725 overleed. Daar hij geene beschikkingen had gemaakt omtrent den troon, werd hij opgevolgd door zijne gemalin Catharina I. De overledene was ruw en kende geen teugel voor zijne hartstogten, wellust en dronkenschap, maar hij zorgde met den grootsten ijver voor den bloei van zijn rijk. Als heerscher was hij een dwingeland, maar tevens een hervormer met een helder hoofd en een vasten wil, zoodat men hem den grondlegger kan noemen van den Russischen Staat.

In de aanzienlijkste steden des rijks zijn standbeelden te zijner eer opgerigt. — Het zoogenaamde „Testament van Peter de Groote", waarin de toekomstige veroveringen van Rusland worden aangewezen, schijnt een verdichtsel te zijn van Napoleon I.

Peter II Alexejewitsj, een zoon van den ongelukkigen czarewitsj Alexéi en alzoo een kleinzoon van Peter de Groote, geboren den 23sten (I2den) October 1715. Hij werd den 17den Mei 1727 de opvolger van Catharina I onder de voogdijschap van een regéringsraad. Weldra echter stond hij geheel en al onder den invloed van Mentsjikow, en Peter werd zelfs verloofd aan eene dochter van dezen, terwijl Mentsjikow zelf Natalia, de zuster des Keizers, tot gemalin begeerde. Nadat die eerzuchtige staatsman ten val gebragt en naar Siberië verbannen was, kwamen de Dolgoroekis in zijne plaats. Peter werd den 7den Maart 1728 met groote plegtigheid te Moskou gekroond en hield aldaar zijn verblijf. Den lOden December 1729 verloofden de Dolgoroeki’s hem aan Catharina Dolgoroeki en het huwelijk werd op den 2den Februarij 1730 vastgesteld. Den 28sten Januarij echter keerde de Keizer ziek van de jagt naar zijn paleis terug en overleed den 9den Februarij 1730 aan de pokken. Hij werd opgevolgd door Anna Iwanowna.

Peter III Feodorowitsj, als hertog van Holstein-Gottorp Karl Peter Ulrich geheeten, een kleinzoon van Peter de Groote, namelijk een zoon van diens dochter Anna Petrowna en van hertog Karl Friedrich von Holstein. Hij werd geboren te Kiel den 29sten Januarij 1728, en daar met Peter II het Huis Romanow in mannelijke lijn was uitgestorven, riep keizerin Elizabeth hem naar Rusland, waar hij den I8den November 1742 tot grootvorst en troonopvolger werd benoemd. Hij omhelsde daarbij de Grieksche godsdienst en aanvaardde den naam van Peter Feodorowitsj. Bijna tegelijker tijd (4 November 1742) kozen de Zweedsche Standen hem tot Koning. Den lsten September 1745 trad hij met prinses Sophia Augusta van Anhalt-Zerbst, later keizerin Catharina II, in het huwelijk. In laatstgemeld jaar werd hij meerderjarig verklaard, maar Elizabeth zorgde, dat hij van alle regéringszaken verwijderd bleef. Des winters moest hij in het paleis der Keizerin eene soort van gevangenschap verduren, en alleen des zomers mogt hij zich naar het kasteel Oraniënburg begeven, waar hij met zijne Holsteinsche officieren vermaak zocht in slemppartijen. De geboorte van een zoon, die den naam ontving van Paul Petrowitsj, legde den grondslag voor de duurzame verdeeldheid der beide eehtgenooten, daar Peter met reden de echtheid van dien telg in twijfel trok.

Na den dood van Elizabeth (5 Januarij 1762) beklom Peter den troon. Hij verleende aanstonds eene ruime amnestie, hief voor den adel de oude rijkswet op, dat geen onderdaan zonder verlof des Keizers het land verlaten mogt, schafte de geheime kanselarij af, eene schrikwekkende regtbank, die gestadig het leven der ingezetenen aan de ongerijmdste beschuldigingen prijs gaf, ruimde de foltertuigen uit den weg, verlaagde voor het volk den prijs van het zout, vaardigde verordeningen uit tegen de toenemende weelde, verminderde de in- en uitvoerregten en verbeterde de strafwetgeving. Hij deed moeite om den handel en den landbouw op te beuren en de vloot en het leger in een beteren toestand te brengen. Met Frederik II van Pruissen, voor wien hij den diepsten eerbied koesterde, sloot hij vrede (Mei 1762), waarbij hij het door de Russen reeds veroverde koningrijk Pruissen teruggaf en het leger van Frederik met 15000 man onder generaal Tsjernitsjew versterkte. Om de aanspraken van het Huis Holstein-Gottorp op Sleeswijk te doen gelden, maakte hij zich gereed tot een oorlog met Denemarken en wilde hij zich aan het hoofd van zijn leger plaatsen, toen te Petersburg eene zamenzwering uitbarstte, bestuurd door zijne eigene gemalin, die, door Peter met verwijzing naar een klooster bedreigd , de aanzienlijke Russen aan hare zijde had weten te brengen. In plaats van met zijne soldaten aanstonds tegen de oproermakers op te rukken, deed hij in een brief aan Catharina, die in den nacht van den 8sten op den 9den Julij 1762 tot Keizerin was uitgeroepen, afstand van den troon en legde de belofte af, dat hij naar Duitschland zou terugkeeren. Men lokte hem echter naar Petershof, voorts naar het landgoed Ropsja en dwong hem tot de onderteekening der acte van afstand. Den 17den Julij 1762 overrompelden acht zaamgezworenen den gevangen Keizer en dwongen hem vergif in te zwelgen, en toen dit niet genoeg werkte, werd hij door Orlow geworgd.

Een Latijnsch Keizer, namelijk:

Peter II van Courtenay. Hij was een zoon van Peter I, volgde dezen op in het beheer der graafschappen Tonnerre en Nevers in 1183, en verkreeg door zijn huwelijk het graafschap Auxerre en het erfregt van het Vlaamsche Gravenhuis op den Latijnschen keizerstroon, dien hij na den dood van keizer Hendrik I (1216) wilde beklimmen. Bij zijne poging echter, om door Illyrië en Macedonië Constantinopel te bereiken, werd hij in 1217 door den Griekschen vorst Theodorus Angelus gevangen genomen en gedood, terwijl zijne gemalin Jolanthe de teugels van het bewind in handen had. Zijne zonen Robert en Boudewijn droegen achtervolgens de keizerskroon.

Een koning van Castilië, namelijk:

Peter de Wreede, tweeden zoon van koning Alfonsus XI en van Maria van Portugal. Hij werd geboren te Burgos den 30sten Augustus 1334, beklom in 1360 den troon van Castilië en trad in 1353 in het huwelijk met Blanca, eene dochter van Pierre de Bourbon en zuster der Koningin van Frankrijk, zonder evenwel zijn omgang te staken met donna Maria Padilla, wier broeder en bloedverwanten met de hoogste staats-ambten waren begiftigd. Daardoor ontstond een oproer, aan welks hoofd zich zijn halfbroeder Hendrik Trastamara en Alvaro Perez de Castro bevonden. Zij namen den Koning gevangen en noopten hem tot de belofte, om zijne minnares te verstooten. Peter ontsnapte, vond steun bij de Rijksstanden, deed Blanca in de gevangenis werpen en nam eene bloedige wraak op zijne tegenstanders. Toen hij in 1362 een pas met Aragon gesloten vrede verbrak, verbonden zich al zijne vijanden tegen hem.

Hendrik van Trastamara deed een inval in Castilië en aanvaardde den titel van Koning. Peter wist evenwel door schitterende beloften prins Eduard van Wallis (den Zwarten Prins) aan zijne zijde te brengen en behaalde den April 1367 in de vlakte van Najera (provincie Burgos) eene beslissende overwinning op Hendrik, waarna hij met ongehoorde wreedheid tegen diens aanhangers woedde. Inmiddels had Hendrik, geholpen door Karel V, koning van Frankrijk, een klein leger bijeengebragt en in Castilië aanmerkelijke versterking gekregen, zoodat hij zich den 30sten April 1368 vóór Leon bevond. Peter riep de Saracenen van Granada te hulp en verwoestte de steden Jaën en Ubeda, die ten behoeve van Hendrik in opstand waren gekomen. Hij werd echter den 14den Maart 1369 in de vlakte van Montiel (provincië La Mancha) geslagen en den 23sten Maart gevangen genomen, waarna Hendrik hem na eene heftige woordenwisseling met een dolk het hart doorboorde. Daar Peter krachtige pogingen had aangewend om de regtsbedeeling te verbeteren, ontving hij den bijnaam van el Justiciéro (de Regtspreker).

Een groothertog van Oldenburg, te weten:

Peter Nicolaus Friedrich, geboren den 8sten Julij 1827 en sedert 27 Februarij 1853 erfgenaam van het groothertogelijk bewind. In 1864 maakte hij aanspraak op het bezit van Sleeswijk-Holstein, maar sloot den 27sten October 1866 eene overeenkomst met Pruissen, waarbij hij daarvan afstand deed en Arensböck tot schadeloosstelling ontving. In 1864 schaarde hij zich aan de zijde van Pruissen, voegde zijne troepen bij het Mainleger, nam deel aan den Noord-Duitschen Bond en bragt eene militaire conventie met Pruissen tot stand. Hij is in 1852 gehuwd met Elizabeth, eene dochter van hertog Joseph von Sachsen-Altenburg.

Voorts vermelden wij nog:

Peter van Amiens of Peter de Kluizenaar. Deze, te Amiens geboren, was te voren krijgsman geweest, maar na den dood zijner echtgenoote kluizenaar geworden. Op een pelgrimstogt naar Jerusalem had hij den ellendigen toestand van de Christenen te dier stede onder de heerschappij der Saracenen leeren kennen. Hierdoor bewogen en door den Paus aangemoedigd, poogde bij een kruistogt naar het Heilige Land tot stand te brengen. Eene opwekking van den Paus, gerigt tot de menigte, die ter gelegenheid van de kerkvergadering te Piacenza (1098) was bijeengevloeid, had invloed genoeg, om een aanzienlijk leger bijeen te brengen, dat onder aanvoering van Peter derwaarts wilde trekken. Het leed echter na verschillende gevechten zulk eene nederlaag in Hongarije, dat Peter met het overschot moest terugkeeren. Daarop voegde hij zich bij het leger van Gotfried van Bouillon, die in 1099 Jerusalem veroverde. Hij werd er stadhouder, doch keerde weldra naar Europa terug, waar hij in 1115 in het door hem gestichte klooster te Hoei overleed.

Peter (Karl Ludwig), een verdienstelijk geschiedschrijver, geboren te Freiburg den 6den April 1808, studeerde te Halle en werd in 1831 leeraar aan de Latijnsche school en vervolgens aan het Paedagogium aldaar, in 1835 directeur van het gymnasium te Meiningen, in 1848 consistoriaal- en schoolraad te Hildburghausen , in 1848 schoolraad te Meiningen, in 1853 directeur van het gymnasium te Anklam, in 1854 te Stettin en in 1856 rector der rijksschool te Pforta. In 1873 werd hij emeritus en is thans nog werkzaam als buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis te Jena. Van zijne talrijke geschriften vermelden wij: „Zeittafeln der griechischen Geschichte (1835, 5de druk 1877)”, — „Zeittafeln der römischen Geschichte (1841; 4de druk, 1875)”, — „Die Epochen der Verfassungsgeschichte der römischen Republik (1841)”, — „Der Geschichtsunterricht auf Gymnasien (1849)”, — „Geschichte Roms (3de druk, 1870—1871, 3dln)”, — en „Studiën zur römischen Geschichte (2de druk, 1863)”. — Zijn zoon Hermann, geboren te Meiningen den 7den September 1837, studeerde te Bonn en te Breslau en werd in 1875 rector der vorstenschool te Meiszen. Hij gaf „Scriptores historiae Augustae (1865, 2 dln)” en „Veterum historicorum Romanorum reliquiae (1870)” in het licht, en schreef: „Die Quellen des Plutarch (1868)”.