Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pappenheim

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Gottfried Heinrich, graaf van Pappenheim, een veldheer der Keizerlijke troepen in den Dertigjarigen Oorlog. Hij werd geboren op het voorvaderlijk kasteel den 29sten Mei 1594, bezocht de hoogeschool te Altdorf en werd er weldra rector magnificus. Nadat hij zijne studiën te Tübingen voleindigd had, deed hij eene reis door Frankrijk, Engeland, Spanje en Italië, keerde in 1614 in Duitschland terug, ging er over tot de R. Katholieke Kerk en werd door keizer Matthias tot rijkshofraad benoemd. Nadat hij in het leger van Sigismund, koning van Polen, gediend en Pseudo-Demetrims op een togt naar Rusland ondersteund had, trad hij in dienst van keurvorst Maximiliaan van Beijeren, het hoofd der R. Katholieke Ligue. In het regiment kurassiers van zijn stiefvader, graaf Adam von Berbersdorf, kolonel en stadhouder te Linz, nam hij reeds in 1615 deel aan den Gulikschen Successietwist, en in 1620 toog hij als luitenant-kolonel met een Beijersch hulpkorps te velde tegen de opstandelingen in Bohemen.

De vurige moed, waarmede hij in den slag bij den Witten Berg aan het hoofd der Beijersehe ruiterij een aanval deed op het infanterie-regiment van graaf Schlick, droeg niet weinig bij tot het verwerven der zegepraal. Bloedende uit 20 wonden, stortte hij van het paard en werd eerst den volgenden voormiddag door een Waal gevonden en herkend. Op den Rijksdag te Regensburg (1623) sloeg de Keizer hem tot ridder, benoemde hem tot schef van een regiment kurassiers en plaatste hem in Lombardije aan het hoofd der Spaansche ruiterij (1623—1626). Door Maximiliaan teruggeroepen, dempte hij den opstand der boeren in Opper-Oostenrijk, nam voorts deel aan den Neder-SaksischDeenschen Oorlog, en werd, na de verwijdering van Wallenstein en de benoeming van Tilly tot generalissimus, onder het bevel van laatstgenoemde generaal der kavallerie. Hij nam deel aan de bestorming van Magdeburg (20 Mei 1631). In den slag bij Breitenfeld was zijne onberadene drift de oorzaak der nederlaag van Tilly.

Daarop voerde hij uit Magdeburg een kleinen oorlog tegen Baner en tegen de hertogen Georg von Wolfenbüttel en Wilhelm von Weimar. Vervolgens trok hij naar de Nederrijn en Westfalen, vereenigde zich in October 1632 met 9000 ruiters bij Merseburg met Wallenstein en begaf zich toen naar Halle, om een strooptogt langs de Rijn te volbrengen. Te Halle echter ontving bij bevel, om aanstonds terug te keeren. De komst van zijne ruiterij gaf aan den slag bij Lützen (16 November) eene geheel andere wending. De Zweden, aanvankelijk zegepralend, bezweken voor den geweldigen aanval van Pappenheim, maar hij zelf werd door twee musketkogels doodelijk gewond, en overleed den volgenden dag, namelijk den 174en November 1632.

Karl Theodor Friedrich, graaf von Pappenheim, een Beijersch generaal. Hij werd geboren den 17den Maart 1771, trad in 1783 in Oostenrijksche dienst, woonde als maarschalk des rijks in 1792 de krooning bij van Frans II, nam daarna deel aan de 3 veldtogten der eerste coalitie tegen Frankrijk, streed in 1793 bij Chateau-Cambresis en in 1794 bij Charleroi en Fleurus, en nam daarna zijn ontslag. Na het verlies van zijn graafschap trad hij in Beijersche dienst, werd in 1809 adjudant-generaal van den Kroonprins, en kommandeerde in 1813 eene brigade infanterie, waarmede hij den 30sten October gedurende den slag bij Hanau de brug over de Kinzig verdedigde. Gedurende den veldtogt van 1814 was hij onder Wrede werkzaam bij de belegering van Hüningen en Schlettstadt, nam deel aan het Congrès te Weenen en werd in 1815 met de reorganisatie van het Beijersche leger en vervolgens met staatkundige zendingen belast. Daarna werd hij lid van den Rijksraad, veldtuigmeester-generaal, adjudantgeneraal des Konings en chef van een regiment chevauxlégers. Hij overleed te Pappenheim den 10den Maart 1855.

< >