Papoea’s, Negritos of Australische Negers is de naam van een stam, die den overgang vormt van de Maleijers tot de Negers en hoofdzakelijk het vaste land van Australië en de geheele rij der West-Australische Eilanden van Nieuw-Guinea tot Nieuw-Caledonië bewoont, en ook nog, in de bergstreken verstrooid, op vele eilanden nabij Achter-Indië, op Formosa en Malakka voorkomt. Op de Philippijnsche Eilanden noemt men hen Aëta, op de Andamaneu Minkopie en op Malakka Semang. Met betrekking tot den schedelvorm zijn de Papoea’s aanmerkelijk van de Negers onderscheiden, maar zij komen met deze overeen in huidkleur en gedeeltelijk ook in wollig haar. Zij zijn middelmatig van grootte en evenredig van ligchaamsbouw, doch de meesten hebben dunne, lange beenen, eene huid, die ruw is op het gevoel, zwart, digt en kroes haar, een dunnen baard, een stompen neus, dikke lippen en uitpuilende jukbeenderen.
Hun schedel is van voren naar achteren eenigzins afgeplat, de kruin verheft zich en het gelaat is nog al breed. Zij staan op een zeer lagen trap van beschaving, inzonderheid op het vaste land van Australië. Zelfs leven zij ook thans nog in een staat van ruwheid en woestheid, zonder staatkundige of maatschappelijke banden. Ook het eten van menschenvleesch is bij hen geene zeldzaamheid. Zij zijn noch landbouwers, noch herders, ternaauwernood jagers en visschers, en zij voeden zich met ’t geen zij toevallig vinden. Zij hebben geene andere kleeding dan een gordel of een dun stuk van kokosdraad vervaardigd doek, hetwelk zij om de lenden slaan.
Tevens echter versieren zij zich met halsketens, arm- en oorringen, vederen, schelpen enz. Zij tatoeëren zich niet, maar bestrijken het gelaat en somtijds het ligchaam met roode aarde. Ook besteden zij groote zorg aan het hoofdhaar. In Nieuw-Guinea wonen zij in kleine dorpen aan het strand; hunne hutten staan op palen, en zij verstaan uitstekend de kunst om deze te bouwen, alsmede om kanoe’s met fraai snijwerk te vervaardigen. Bij sommige Papoea’s vooral op de eilanden van West-Australië, vindt men eenige godsdienstige begrippen, en door hunne luidruchtigheid, uitgelatenheid en weetgierigheid onderscheiden zij zich van de bedachtzame, achterhoudende Maleijers. Men prijst de goede zeden der inwoners van NieuwGuinea en hun rustig huiselijk leven, alsmede hunne zinnebeeldige gebruiken bij geboorten, huwelijken en begrafenissen.