Oorlogschepen zijn aan een Staat toebehoorende, met vuurmonden en krijgslieden gewapende schepen, bestemd om kusten en oevers tegen een bedreigenden vijand te beschermen, of oorlog te voeren in volle zee. Dit laatste geschiedt gewoonlijk door eene vereeniging van oorlogschepen, door eene vloot of een eskader. De batterij van een oorlogschip is afhankelijk van zijne grootte en telt veelal van 5 tot 150 vuurmonden. Een schip met 90 tot 150 stukken noemt men een driedekslinieschip; het heeft drie overdekte batterijen en eene batterij op het bovendek.
Schepen met 60 tot 90 stukken zijn linieschepen en hebben 2 overdekte batterijen, terwijl fregatten en kuilkorvetten met 20 stukken of minder er slechts ééne hebben. Kleinere schepen, zooals brikken, schoeners en kanonneerbooten hebben de batterij op het bovendek. De linieschepen tot en met de kuilkorvetten hebben een vol driemasttuig; de brikken voeren 2 masten met razeilen, de schoeners doorgaans 2 masten met gaffelzeilen, en de kanonneerbooten hebben een éënmasttuig. Thans zijn de oorlogschepen meestal voorzien van hulpstoomvermogen, terwjjl men wijders voor den zeeoorlog gepantserde schepen, monitors en ramtorenschepen bezigt, welke echter niet bestand zijn tegen de hedendaagsche projectielen en nog minder tegen de werking der torpedo’s en uitbarstingsbranders.