Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Ode

betekenis & definitie

Een Grieksch woord, dat zang beteekent, is de naam van zoodanig lierdicht, dat het uitvloeisel is van eene verhevene, bovenzinnelijke gemoedsgesteldheid. Hierdoor onderscheidt zij zich van het leerdicht en in het algemeen van zoodanige gedichten, welke aan zinnelijke indrukken hun oorsprong ontleenen. Veelal bevat dus de ode beeldrijke bespiegelingen over bovenzinnelijke zaken.

Men heeft geestelijke en wereldlijke oden. Tot de eersten belmoren vele Psalmen des Ouden Testaments, tot de laatsten die van Pindarus bij de Grieken en die van Horatius bij de Romeinen.

Tot de kerkelijke oden der middeneeuwen behooren het: „Stabat mater”, — „Dies irae”, — „Lauda Sion” enz. Tot de Italiaansche odendichters der 16de eeuw behooren Bernardo Tasso en Luigi Allamanni,— tot die der 17de Gabriello Chiabrera en tot die van lateren tijd vooral Vincenzo da Filicaja, Vittorio Alfiéri en Alessandro Manzoni; — tot de Spaansche Ponce de Leon († 1591), Fernando de Herrera en Battista de Arriaza; — tot de Fransche Chenier, Victor Hugo, Alfred de Musset en Lamartine; — tot de Engelsche Cowley, Dryden en Pope; — tot de Russische Poesjkin en Lermontow; — tot de Duitsche Klopstock, Ramler, Ebert, Uz, Vosz, Hölty, de gebroeders Stolberg, Gleim, Schuberts nz.; — en in ons Vaderland, waar de dichters bij voorkeur wat lager bij den grond zweven, heeft Feith een bundel: „Oden en gedichten” in het licht gezonden.