Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pindarus

betekenis & definitie

Pindarus, een beroemd Grieksch lierdichter, geboren te Theben omstreeks het jaar 522 vóór Chr. was een telg van het bemiddeld geslacht der Aegiden. De Boeotische dichteressen Myrtis en Corinna onderwezen hem in de dichtkunst. In den tempel te Delphi had hij een afzonderlijken zetel en hij werd gedurig uitgenoodigd, om aldaar aan den godenmaaltijd der Theoxeniën deel te nemen. Hij las zijne liederen voor in verschillende aanzienlijke steden van Griekenland, vooral ook ter gelegenheid van feestelijke bijeenkomsten van het Grieksche volk.

Op aanzoek van Hiéro begaf hij zich zelfs naar Sicilië, waar hij vermoedelijk eenige jaren vertoefde. Toen in den vrijheidsoorlog der Hellenen zijn arm tot werkeloosheid verpligt was wegens het verbond van Theben met Perzië, wijdde hij zijne krachtige, opwekkende gezangen aan het gemeenschappelijk vaderland, doch moest na den slag bij Plataeae een woord, tot lof der Atheners gesproken, met eene geldboete van 1000 drachma’s betalen. Dit werd hem intusschen niet alleen vergoed, maar hij ontving tevens van de Atheners treffende blijken van hulde. Voor ’t overige vindt men in zijne liederen slechts zelden bepaalde uitspraken omtrent staatkundige aangelegenheden; zijne muze beweegt zich op onzijdig gebied. Waarschijnlijk overleed hij te Argos in 442 vóór Chr. Een standbeeld des dichters verrees te Athene, en Alexander de Groote vereerde zijne nagedachtenis door bij de verwoesting van Theben alleen het huis van Pindarus te sparen. Trouwens zijne „Oden”, van welke 45 tot ons gekomen zijn, verheerlijken den roem der overwinnaars in de verschillende Grieksche worstelspelen en wedstrijden en behooren tot de verhevenste dichterlijke voortbrengselen der Oudheid. Zij zijn het eerst uitgegeven door Aldus (1513), en tot de beste uitgaven behooren die van Heyne (1773, 3 dln), Böckh (1811—1321, 2 dln), Mommsen (1864), en de Jong (Utrecht, 1865).