Natuurgeneeskunde noemt men een stelsel, dat alle ziekten wil genezen door de geneeskracht der natuur te bevorderen.
Het verwerpt alzoo alle kunstmatige geneesmiddelen, minerale wateren, gekruide baden en zelfs de koepokinenting, en beweert, dat men alleen tot herstelling kan komen door gepast voedsel, water, zuivere lucht, eene behoorlijke warmte, electriciteit, lucht, beweging en rust. Volgens dat stelsel zijn de oorzaken van ziekten onzuiverheden en vergiften, welke van buiten in de vochten en organen doordringen of uit het ligchaam zelf voortkomen door eene belemmerende werkzaamheid der huid of door eene gebrekkige spijsvertering, veelal de gevolgen van eene roekelooze levenswijs of van het gebruik van kunstmatige artsenijen.
De natuurgeneesleer bekommert zich weinig om afzonderlijke ziekten, maar spreekt in het algemeen van ziekte of van ongezondheid, hoewel zij een acuten en chronischen ziektevorm onderscheidt. Volgens haar zijn de ziekten weldadige werkingen, waardoor de schadelijke stoffen onder koorts, ontsteking, gisting en verrotting uit het ligchaam verwijderd worden. Zij beschouwt bijv. de mazelen, de pokken en het roodvonk als eene door de natuur voor een bepaalden leeftijd verordende reiniging en daarom ook in hun eigenlijk wezen niet gevaarlijk. Chronische ziekten kunnen dan eerst genezen worden, wanneer het gelukt, door eene prikkeling van de werkzaamheid der huid genezingbrengende koorts te doen ontstaan.
Zij bezigt tot herstel van kranken doorgaans zachte spijzen, zooals meelsoep, rijst, gort, groenten, wit vleesch, enz., — voorts een droog diëet, vooral van brood, met bepaalde dagen, waarop gedronken wordt, en water tot baden, omslagen, inwikkelingen en drank. Bij zulk eene behandeling, ingerigt naar ouderdom en gestel, alsmede naar den acuten of chronischen vorm der ongesteldheid, acht zij de genezing mogelijk van alle bekende en onbekende, in- en uitwendige ziekten, voor zoover deze niet veroorzaakt worden door organische gebreken. De schadelijke stoffen in het ligchaam worden daardoor op verschillende wijzen afgescheiden, inzonderheid door de urine. Deze heeft gedurende de ziekte meestal eene donkerbruine kleur; zij is troebel en onderscheidt zich door haar bezinksel. Zoodra zij hare bleekgele kleur verkregen heeft, is het zuiveringsverloop voleindigd en de patiënt hersteld.
De grondleggers der natuurgeneesleer zijn de beide landlieden Vincenz Priesznitz te Gräfenberg († November 1851) en Johann Schroth († 20 Maart 1856 te Lindewiese in Oostenrijksch Silézië). Eerstgenoemde bepaalde zich bij de koudwaterkuur, terwijl laatstgemelde de aanwending van vochtige warmte en de diaetetische methode invoerde. De natuurgeneesleer heeft na dien tijd vele aanhangers gevonden onder de leeken, doch zeer weinige onder de wetenschappelijk gevormde artsen. Intusschen heeft zij door woord en schrift voorstanders zoeken te winnen; zelfs hebben zich tot dat einde vereenigingen gevormd. Hoewel Schroth en Priesznitz aanmerkelijk in gevoelens verschilden, heeft men beider handelingen zoeken te vereenigen.
Voorts heeft men ook bij de begunstigers der natuurgeneesleer verschillende rigtingen. Sommigen van hen houden althans eenigermate rekening met de wetenschappelijke geneeskunde, — anderen verwerpen haar geheel en al.
Ongetwijfeld heeft de natuurgeneeskunde hare eigenaardige waarde; voor zoover zij strijd voert voor het behoud der gezondheid en voor de opvoeding van het menschelijk geslacht door het aanprijzen eener levenswijze, die in overeenstemming is met de wetten der natuur, kan zij belangrijke diensten bewijzen. Hare beschouwingen omtrent ongesteldheden des ligchaams getuigen echter van vooroordeel en verblinding. De wetenschappelijke geneeskunde heeft het volle besef van de beperktheid der magt, die zij in het aanwenden van geneesmiddelen bezit, en zij heeft het hooge belang van een gepasten leefregel nooit ontkend. Ook van haar gaat de aanbeveling uit der waterkuur ter bestrijding van sommige ongesteldheden, maar zij heeft tevens het regt, om hare waarschuwende stem te doen hooren tegen beginselen, welke niet overeenstemmen met het wetenschappelijk onderzoek, alsmede om van de natuurgeneesleer andere bewijzen te eischen voor de juistheid harer inzigten, dan eene opsomming van gunstige uitkomsten, zooals gewoonlijk ook door kwakzalvers en wonderdoctors geleverd wordt. Het is eindelijk eene onloochenbare waarheid, dat vele ziekten door het aanwenden van gepaste geneesmiddelen in haren verderfelijken loop kunnen worden gestuit, terwijl zij, overgelaten aan de natuur, den dood ten gevolge hebben.