Natuurkrachten noemt men zoodanige, welke men aan de ligchamen der natuur als daarin aanwezige krachten toekent. Eene zekere hoeveelheid stof komt dan overeen met eene daaraan evenredige hoeveelheid kracht.
Daar de meeste natuurkenners van onzen tijd van oordeel zijn, dat er slechts ééne stof bestaat, die zich door verschillende rangschikking der kleinste deeltjes in den vorm van verschillende scheikundige elementen voordoet, zoo komen zij daardoor tevens tot het gevoelen, dat er eigenlijk slechts ééne kracht aanwezig is. Een belangrijk bewijs voor deze onderstelling is de wet van het behoud van kracht, namelijk het feit, dat de verschillende natuurkrachten elkander kunnen vervangen. Die wet, vooral door Helmholtz en Mayer in het licht gesteld, is eene toepassing der reeds door Kant openbaar gemaakte wet van de bestendigheid van stof en kracht, namelijk van het feit, dat de in het heelal aanwezige stof en kracht niet verminderd of vermeerderd, maar alleen vervormd worden. De voornaamste krachten der stof zijn ondoordringbaarheid, aantrekkingskracht uit de verte en aantrekkingskracht bij aanraking. Tot de vóórlaatste behooren: zwaarte (gravitatie), warmte en licht, — en tot de laatste: verwantschap (chemische affiniteit), kracht van zamenhang (cohaesie), kleefkracht (adhaesie), magnetismus en electriciteit.