Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Murat (Joachim)

betekenis & definitie

Murat (Joachim), koning van Napels, een der dapperste generaals van Napoleon I, geboren den 25sten Maart 1767, was de zoon van een herbergier te La Bastide bij Cahors, werd bestemd voor den geestelijken stand en studeerde te Toulouse in de godgeleerdheid. Bij den aanvang der Revolutie nam hij dienst bij het leger, aanvankelijk bij de constitutionéle garde van Lodewijk XVI, doch werd wegens insubordinatie weggezonden.

Vervolgens nam hij dienst bij het leger der Republiek, klom door zijne dapperheid en door zijn revolutionairen ijver weldra tot den rang van kolonel, maar ontving na den val van het Schrikbewind in Julij 1794 zijn ontslag. Na dien tijd kwam hij in betrekking met Bonaparte, stond hem terzijde bij de verdediging van de Conventie den 13den Vendémiaire, vergezelde hem als adjudant naar Italië en ontving in Mei 1796 den last, om 20 veroverde vaandels naar het Directoire over te brengen, waarna hij tot brigadegeneraal benoemd werd. Als zoodanig onderscheidde hij zich aan het hoofd der kavallerie bij Borghetto, Bassano, Rivoli en bij den overtogt over de Tagliamento. In 1798 vergezelde hij Bonaparte naar Egypte, waar hij in den strijd bij Gaza en St. Jean d’Acre een schitterenden moed aan den dag legde.

Na den terugkeer van het leger in Egypte besliste hij den 25sten Julij 1799 bij Aboekir de overwinning en verwierf den rang van divisiegeneraal. Bij zijne komst te Parijs joeg hij aan het hoofd van 60 grenadiers op den 18den Brumaire den Raad van Vijfhonderd uiteen, zoodat Bonaparte hem tot kommandant der consulaire garde verhief en hem zijne jongste zuster Carolina ten huwelijk schonk. In den nieuwen Italiaanschen veldtogt trok hij, trots allen tegenstand, over de Sesia en de Ticino en onderscheidde zich bij Marengo. Nu werd hij gouverneur der Cis-AIpijnsche Republiek, verdreef de Napolitanen uit den Kerkelijken Staat en sloot een wapenstilstand met den Koning der Beide Siciliën.

In Januarij 1804 werd hij gouverneurgeneraal van Parijs, rijksveldmaarschalk, prins, groot-admiraal en groot-officier van het Legioen van Eer, waarna hij na den veldtogt van 1805 het opperbevel ontving over de ruiterij. Den 8sten October versloeg hij de Oostenrijkers bij Wertingen, nam den 18den generaal Werneck met 16.000 man gevangen en rukte den 13den November voorwaarts tot bij Weenen. Den 20sten November versloeg hij de Russen en Oostenrijkers bij Hollabrunn, en bij Austerlitz droeg hij als bevelhebber der kavallerie niet weinig bij tot de overwinning, zoodat hij in 1806 tot groothertog van het pas opgerigte hertogdom Berg werd verheven. In den veldtogt van laatstgenoemd jaar stond hij wederom aan het hoofd der ruiterij, hielp de overwinning behalen bij Jena, noodzaakte Erfurt om te capituléren, bestuurde daarna de vervolging der verschillende Pruissische korpsen, dwong Hohenlohe tot de overgave van Prenzlau, veroverde bij Eylau onderscheidene Russische batterijen, streed daarna bij Friedland en maakte zich vervolgens meester van Königsberg.

Na den Vrede van Tilsit zond de Keizer hem naar Spanje; hier haalde hij Karel IV over tot de noodlottige reis naar Bayonne en deed den 23sten April 1808 aan het hoofd van het Fransche leger zijn intogt in Madrid. De Spaansche troon, waarop hij gehoopt had, viel hem echter niet ten deel, maar in plaats van Joseph Bonaparte werd hij koning van Napels onder den naam van Joachim I Napoleon. Hij werd den 1sten Augustus tot koning der beide Siciliën uitgeroepen en nam in September Napels in bezit. Sicilië bleef echter onder de bescherming der Engelsche vloot in handen der Bourbons, en eene poging van Murat, om zich van dit eiland meester te maken, leed schipbreuk. In zijn bestuur wist hij zachtmoedigheid aan kracht te paren en deed veel tot herstel der orde en tot verbetering van het binnenlandsch beheer. Meermalen kwam hij in botsing met Napoleon, daar hij niet wilde gedoogen, dat zijn rijk ten behoeve van dien veroveraar werd uitgeput. Toen de Keizer hem echter opriep, om deel te nemen aan den veldtogt naar Rusland, voegde zich Murat met 10.000 man bij het groote leger, aanvaardde in April 1812 het opperbevel over de kavallerie en streed met zijne gewone dapperheid bijna altijd in de voorhoede. Toen de Keizer het leger verliet, belastte hij Murat met het kommando (5 December 1812), en deze bestuurde den terugtogt van Smolensko naar Wilna.

In den slag bij Dresden in 1813 voerde hij bevel over den regter vleugel der Franschen en deed er de Oostenrijkers het onderspit delven. Na den slag bij Leipzig verliet hij het leger, om zijn afval voor te bereiden, en den 4den Januarij 1814 sloot hij met Oostenrijk — waarmede hij reeds in het voorjaar van 1813 geheime onderhandelingen had aangeknoopt — een verdrag, dat hem verpligtte een leger van 30.000 man aan dat der Verbondene Mogendheden toe te voegen, terwijl hem daarentegen door Oostenrijk en Engeland het bezit van zijn rijk gewaarborgd werd. Hij streed daarop tegen Eugène, onderkoning van Italië. Daar echter na den eersten Vrede van Parijs de Bourbons zijne verwijdering van den troon verlangden en ook de handelingen van het Congrès te Weenen een voor hem ongunstigen loop schenen te nemen, verbond hij zich in het geheim met den naar Elba gebannen Keizer.

Bij de tijding, dat Napoleon in Frankrijk geland was, deed hij in Februarij 1815 den Kerkdijken Staat bezetten, nagenoeg op het zelfde oogenblik, toen Oostenrijk op het Congrès den eisch doorzette, dat Murat in het bezit van zijn rijk zou blijven.

Voorts opende hij op den 30sten Maart zonder voorafgaande oorlogsverklaring de vijandelijkheden tegen Oostenrijk. In eene proclamatie verkondigde hij de onafhankelijkheid van Italië, terwijl hij met een leger van 40.000 man oprukte naar de Po. De Oostenrijkers sloegen hem den 12den April bij Ferrara, dreigden hem gedurig in den rug aan te vallen, zoodat hij tot den aftogt besloot, en bragten hem den 2den Mei bij Tolentino eene volkomene nederlaag toe. Met eenige ruiters vlugtte hij naar Napels, maar vond er het rijk in vollen opstand, zoodat hij de wijk nam naar Frankrijk.

Na den slag bij Waterloo snelde hij den 25sten Augustus 1815 naar Corsica, verzamelde er een klein korps inboorlingen en Fransche vlugtelingen en vertrok, op de sympathie der Napolitaansche bevolking vertrouwend, den 28sten September met 7 schepen naar Napels. Een storm echter verstrooide zijne schepen, en de ellendige toestand van zijn vaartuig dwong hem om den 8sten October bij Pizzo in Calabrië aan land te stappen. Hier trad hij op aan het hoofd van 30 man als koning en bevrijder van Napels, maar werd op zijn togt naar Monteleone door eene bende gewapenden aangetast, op de vlugt naar de kust gevangen genomen en onder vele mishandelingen naar het slot te Pizzo gebragt. Het Hof te Napels deed hem als een usurpator door een krijgsraad ter dood veroordeelen en den 13den October 1815 op het slot te Pizzo fusilléren. Zijn lijk is er in de kerk ter aarde besteld, en te Cahors verrees een gedenkteeken ter zijner eer.

Murat was een uitstekend generaal der ruiterij, zonder groote veldheerstalenten te bezitten. Hij wordt geroemd als een man van een beminnelijk en edelmoedig karakter, maar zijn afval van Napoleon in 1814 heeft eene donkere vlek geworpen op zijne levensgeschiedenis. — Zijne weduwe Maria Annonciata Carolina, geboren te Ajaccio den 26sten Maart 1782, aanvaardde den titel van gravin van Lipona en overleed te Florence den 18den Mei 1839.

< >