Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Motoren

betekenis & definitie

Motoren of bewegers noemt men alle werktuigen, waardoor men de krachten dwingt om een bepaalden mechanischen arbeid te verrigten. De oorzaak van den volbragten arbeid noemt men de beweegkracht. Ieder in de natuur voorkomende kracht en iedere kunstmatig verwekte drukking kan als motor werken, indien men daarmede een doelmatigen toestel verbindt. De spierkracht en de zwaartekracht van den mensch en van het dier werkt als motor bij het omdraaijen van eene kruk, bij het trekken aan het hijschtouw, in het wagengareel of in den tredmolen.

De aanhoudende drukking van stroomend of vallend water wordt door middel van schepraderen in mechanischen arbeid omgezet, en deze werktuigen dragen den naam van hydraulische motoren. De wiek van een molen is een motor, die de drukking van den luchtstroom ondergaat en tot arbeid bezigt. De spanning van den stoom werkt in de stoommachines en die der uitgezette lucht in andere daartoe ingerigte werktuigen. De gasmachine verandert de drukking van ontploffend gas, de electromagnetische motor de aantrekkende en afstootende kracht van electrische of magnetische ligchamen in mechanischen arbeid. Vele motorische krachten werken regtstreeks en overwinnen den tegenstand zonder een bemiddelenden toestel. Zoo werkt het gas van het ontploffend buskruid of ook de waterstof in den luchtballon, en men geeft in zoodanig geval aan de kracht zelve den naam van motor. In vele andere gevallen wordt het werktuig of een merkwaardig deel van den toestel alzoo genoemd, ofschoon het een reeds verkregen mechanischen arbeid ontvangt en in een anderen omzet. Zoo spreekt men bijv. van eene schroef als scheepsmotor en men noemt de opgewondene veer den motor van een uurwerk.

Men ziet hieruit dat alleen die werktuigen in meer bepaalden zin motoren heeten, door welke men mechanischen arbeid, zonder te letten op de aanwending, uit de oorspronkelijke kracht verkrijgen kan. In dien zin zijn de eerstvermelde machines motoren, doordien zij een zeker arbeidsvermogen vertegenwoordigen, hetwelk men naar willekeur kan aanwenden. — Bij eene naauwkeurige beschouwing blijkt het, dat men schier alle beweegkrachten kan terugbrengen tot de warmte of eigenlijk tot de onderlinge aantrekking der massa’s. Immers zoowel de spierkracht, welke door de stofwisseling, als de luchtstroomdrukking, welke door het verschil van temperatuur ontstaat, — zoowel het stroomende water, dat eerst nederdaalt nadat het door de warmte in de gedaante van waterdamp is opgestegen, als de stoom-, verwarmde lucht- en gasmachines wijzen ons op de warmte als de bron van alle beweging. Intusschen worden op verre na niet alle door warmte of aantrekking voortgebragte krachten ais motoren gebezigd. Zoo is het bijv. met de zonnewarmte, de drukking van zich ontwikkelende gassen, de kracht van ebbe en vloed enz., gedeeltelijk omdat men over meer voor de hand liggende motoren beschikken kan, gedeeltelijk omdat men de daartoe vereischte werktuigen nog niet heeft uitgevonden. Het goedkoopst zijn in den regel de hydraulische machines, want als men de waterleiding gereed heeft, is het water eene gave der natuur.

Bij windmolens is men afhankelijk van de meerdere of mindere kracht van den luchtstroom. Het minst afhankelijk van de omstandigheden der natuur en tevens het meest geschikt, om een aanzienlijk arbeidsvermogen te leveren, is evenwel de stoommachine. Andere motoren werken gewoonlijk met geringe drukking en vereischen voor kleine dienst een grooten omvang. Intusschen heeft ook de gasmachine grooten bijval gevonden, omdat men haar in zeer korten tijd in werking kan brengen en men het brandstofverbruik ieder oogenblik kan doen ophouden. In het algemeen echter staan op het gebied der nijverheid de stoom en het water als motoren op den voorgrond.

< >