Motten (Tineïda) zijn insecten, welke tot de orde der Schubvleugeligen of Vlinders belhoren. De meeste zijn nachtdieren, die des avonds door het open raam naar het lamplicht vliegen. Zij hebben een dikken, vooruitstekenden, met schubben bedekten kop, lange, draadvormige, ongekamde sprieten, een zeer korten zuiger en 4 glanzige, gestrekte, smalle vleugels, die in rust dakvormig op het ligchaam nederliggen en doorgaans eenvoudig van kleur, maar uiterst sierlijk en smaakvol zijn. De kleine rupsen, waaruit zij voortkomen, hebben doorgaans 14—16 pooten, zijn glad en onbehaard, bezitten een hoornachtigen kop en maken van losgeknaagde stoffen een hulsel of huisje, dat zij overal medenemen en waarin zij zich kunnen terugtrekken.
Zij verpoppen zich in dat huisje. Van sommige schadelijke motten hebben wij elders reeds gesproken, bijv. van de wasmot (zie onder Bij) en van de korenmot (zie aldaar). Voorts vindt men motten op de meeste tuingewassen en doorgaans in velerlei droogen voorraad. De motten kunnen groote schade aanrigten in bont, kleederen, dekens, vederen enz. Tot de zoodanigen behoort de pelsmot (T. pellionella) met een roodachtig gelen kop, licht-goudbruine, metaalglanzige voorvleugels met eene donkere vlek in het midden en kleine strepen aan de basis, en geelachtige achtervleugels. Het rupsje vervaardigt een plat huisje van afgeknaagde haren en boort gangen langs de wortels der haren in pelterijen. Men vindt wijders de kleedermot (T. sarcitella) en de witte mot (T. lacteella) in kleederen en verzamelingen van insecten, de haarmot (T. crinella) in stoelkussens en de tapijtmot (T. tapezella) in tapijten en carpetten. Wij geven hierbij eene afbeelding van de koornmot (T. granella) en van de rups der pelsmot (T. pellionella) met twee huisjes.
Tot de middelen om pelswerk en kleederen tegen de mot te bewaren, behoort een gedurig luchten, uitkloppen en af borstelen, om daaruit de poppen, rupsen en eijeren te verwijderen, het bewaren van pelswerk in kisten van kamferhout, het bestrooijen der goederen met kamfer of peper en het inwikkelen daarvan in doek, dat gezwaveld of van zout of aluin doortrokken is.