Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Monarchie

betekenis & definitie

Monarchie of alleenheerschappij is die regéringsvorm, waarbij het staatsgezag is opgedragen aan één enkelen — aan den monarch. Deze laatste treedt op als heerscher en alle andere inwoners van den Staat zijn onderdanen. De monarchie staat dus tegenover de democratie, waarbij het geheel des volks in door dit laatste benoemde lasthebbers als souverein optreedt, en naast de aristocratie, waarbij de heerschappij in handen is van eene bevoorregte klasse. Naar gelang dat gezag erfelijk berust bij een bepaald geslacht of zich niet verder uitstrekt dan tot den regérenden persoon, heeft men eene erfelijke monarchie of eene bij keuze.

In het algemeen geeft men aan de erfelijke monarchie de voorkeur, omdat bij keuze de eerzucht der mededinging veelal de hartstogten prikkelt en bloedige tooneelen veroorzaakt. In de meeste erfelijke monarchieën huldigt men de Salische wet, volgens welke de troon alleen erfelijk is in de mannelijke lijn. Daarenboven geldt er veelal het regt van eerstgeboorte (primogenituur), volgens welke de eerstgeborene en zijne lijn aan de later geborenen en hunne lijnen vóórgaat. Is de monarch aan geene constitutie gebonden, dan noemt men hem een autocraat, en ontaardt de autocratische monarchie in eene willekeurige heerschappij, dan geeft men hieraan den naam van absolutismus. Is echter de souverein bij belangrijke regéringsdaden gebonden aan de toestemming eener volksvertegenwoordiging, dan spreekt men van eene beperkte of constitutionele monarchie. Het hoogste gezag blijft echter ook hier in de handen van den monarch, zonder wiens toestemming geene enkele wet afgekondigd, geen enkele maatregel genomen kan worden.