Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aristocratie

betekenis & definitie

Een woord van Griekschen oorsprong, hetwelk “de heerschappij van de besten” beteekent. Het is het eerst gebruikt door Aristoteles om eene staatsinrigting aan te duiden, welke zich evenzeer onderscheidt van de monarchie (eenhoofdigen regéringsvorm) als van de démocratie (volksregéring), - namelijk zoodanige staatsinrigting, welke rang, gezag en heerschappij aan eene bepaalde klasse van staatsburgers toekent. Wij merken dat verschijnsel op in de geschiedenis, en behoeven, om zijn bestaan te erkennen, niet te vragen, of dat voorregt van de eene klasse van staatsburgers door de overige als regtmatig is erkend en of er inderdaad reden is, om zulk een voorregt aan die bepaalde klasse toe te wijzen.

Het feit bestaat. De aanhoudende pogingen om dat voorregt zich toe te eigenen of de verwezenlijking van het aristocratisch begrip draagt den naam van aristocratismus. De geschiedenis wijst ons op de aristocratie, zooals zij zich in verschillende gedaanten vertoont. Men heeft in de eerste plaats de aristocratie der geboorte of den adeldom. Deze maakt aanspraak op waardigheden en bedieningen, niet op grond van bekwaamheden en talenten, maar op grond van de verdiensten en deugden der voorvaderen. Het is zeer natuurlijk, dat een vader zijn aanzien en rang wenschte over te leveren aan zijn zoon, al was deze ook verstoken van de voortreffelijke eigenschappen des geestes, die de vader bezat. Gelukte dit den een, zoo werd ook de ander hierdoor aangespoord, om de voorregten, die hij in de maatschappij had verworven, op zijne kinderen te doen overgaan. Dat streven werd eene gewoonte en scheen ten laatste regtmatig. De aristocratie der geboorte hield zich langen tijd in stand door haar voorregt om ridderlijke wapenen te dragen. Maar toen het buskruid uitgegevonden en door het oprigten van staande legers het volk met de taak van den adel - met de verdediging des lands - belast werd, begon de boom der geboorte-aristocratie te kwijnen en te verdorren. Er ontstond in de beschaafde staten een strijd tusschen burgerij en adel, die op sommige plaatsen met de nederlaag van laatstgenoemde geëindigd is, maar elders nog altijd in het verborgen voortduurt.

Tot de aristocratie der geboorte behoort die der huidkleur. Deze is langen tijd de vloek geweest der Amerikaansche koloniën.

Het verschil van stand ontstaat door verschil van werkzaamheid, en dit vindt zijne oorzaak in de verdeeling van den arbeid - een gevolg van de ontwikkeling van het maatschappelijk leven. Kan men niet ontkennen, dat oordeel en ondernemingsgeest aanspraak mogen maken op maatschappelijke voorregten, het is ongerijmd, die eigenschappen uitsluitend aan een enkelen stand toe te kennen, of regten te willen ontleen en aan het oogenblikkelijk bezit der bedoelde voorregten.

Op dergelijke vooroordeelen berusten de aanspraken der aristocratie van den stand. Deze is vooral verderfelijk, wanneer zulk een stand zich van de overige afzondert en wanneer zij zich ter handhaving van hare voorregten toelegt op de onderdrukking der lagere standen. Immers alleen op deze wijze is voor de aristocratie van den stand het behoud van haar overwigt mogelijk. Het nadeel van deze aristocratie voor het volk is grooter dan die van den adel, welke door verwaarloozing der ontwikkeling des geestes alligt ongeschikt wordt om gezag te voeren over het volk. Beide vinden wij dikwijls vereenigd in den krijgsmansstand - in de praetoriaansche benden te Rome, in de Mamelukken in Egypte en in do staande legers van onzen tijd - en in de hiërarchie.

De ambtenaars-aristocratie is daarmede eenigzins vermaagschapt. Men vindt ze vooral in de hoofdplaatsen der verschillende staten, waar de grootwaardigheidsbekleeders en de hoogere staatsdienaren, die den vorst omringen, een eigenaardigen kring vormen, waarin doorgaans meer zelfzuchtige intrigue dan belanglooze opregtheid, meer uitwendig vertoon dan inwendig gehalte gevonden wordt.

Voorts heeft men eene aristocratie van den ouderdom of van de grijsaards. Het is boven allen twijfel verheven, dat een gevorderde leeftijd en eene langdurige ervaring doorgaans een schat van wijsheid verworven heeft, welke aanspraak kan maken op ontzag. Ook kan ieder oud worden, zoodat die aristocratie geenszins zondigt tegen de algemeene gelijkheid der menschen. Toch is het verkeerd, haar eenig gezag toe te kennen, want wijsheid uit den mond van jongen is niet slechter dan wijsheid uit den mond der ouden, en deze laatsten zijn zeer geneigd om het bestaande met het merk der deugdelijkheid te stempelen en zich tegen den geest van vooruitgang te verzetten, die doorgaans jeugdige gemoederen doortintelt. Voorbeelden van zulk eene aristocratie zien wij in den Israëlietischen staat, in de Christelijke kerk (ouderlingen), in Sparta (gerousia of raad der ouden), te Rome (senaat, van senes of ouden) en in de hoogere vertegenwoordigende ligchamen van constitutionéle Staten.

Ellendig is eindelijk de geld-aristocratie, welke zich niet verheffen kan op eene adellijke afkomst en evenmin op verdienste en deugd, maar door het bezit van aanzienlijke geldsommen zich verre verheven waant boven andere menschen, die, schoon uitmuntende door hunne talenten, minder ruim met stoffelijke goederen zijn bedeeld. Regt en wet kennen geen verschil van rijk en arm. De voorregten, waarop de geldaristocratie aanspraak maakt, zijn dus evenzoovele aanmatigingen, die van hoogmoed en dus van bekrompenheid des geestes getuigen. Waar eene geldaristocratie bestaat, strekt zij tot vloek voor het volk, omdat er het streven naar ontwikkeling des geestes vervangen wordt door een rusteloos jagen naar vermeerdering van vergankelijke rijkdommen.

Het wezen der aristocratie als regéringsvorm is daarin gelegen, dat de regten van het souvereine staatsgezag zijn toevertrouwd aan een collegie, dat niet aan het volk maar alleen aan zichzelf verantwoordelijk is. Naar gelang het volk gedeeltelijk of geheel en al van alle medewerking tot het staatsbestuur is uitgesloten, noemt men de aristocratie eene beperkte of eene onbeperkte. Eene beperking der regerende magt kan ook plaats grijpen, wanneer het aristocratisch collegie bij zijne besluiten aan bepaalde wetten gebonden is. De aristocratie als regéringsvorm doet zich vervolgens voor als aristocratie door keuze, wanneer de regéringsleden naar vastgestelde bepalingen omtrent kiesbevoegdheid, regt om bij de keuze in aanmerking te komen en den duur der ambtswaarneming worden gekozen, of als erfelijke aristocratie, wanneer sommige familiën doorgaans in het bezit zijn van de voornaamste posten, zooals men in vroeger dagen in Friesland opmerkte met betrekking tot het ambt van grietman. Zij verandert in oligarchie, wanneer slechts een klein aantal bevoorregte geslachten zich in het bezit der regeringsmagt bevindt en deze tot bevordering van eigene belangen aanwendt.

Verschilt de aristocratische regéringsvorm daarin van den democratischen, dat eerstgenoemde niet verantwoordelijk is aan het volk, ’t geen wel het geval is bij laatstgenoemde, omdat het volk deze als zijn vertegenwoordiger beschouwt, hij onderscheidt zich tevens van den monarchalen regéringsvorm doordien elk afzonderlijk lid en zelfs de voorzitter van liet aristocratisch collegie van het geheele collegie afhankelijk is, zoodat alleen een be sluit van het geheele collegie als wettig wordt beschouwd.

Men heeft aan den aristocratischen regeringsvorm wel eens den lof gegeven van eenheid, hechtheid en bestendigheid, daar men die eigenschappen bij den democratischen regéringsvorm vruchteloos zoekt; maar de geschiedenis bewijst, dat de staat juist door die eenheid, hechtheid en bestendigheid in zijne vormen verstijft en achterblijft bij den gestadigen vooruitgang der menschheid, zoodat de Staat door dien regéringsvorm in een dood ligchaam verandert en niet aan zijn doel beantwoordt.