Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Molukken

betekenis & definitie

Molukken of Specerij-eilanden, de zuidoostelijke archipel der Oost-Indische eilanden, tusschen 5° N. B. en 9C Z. B. en tusschen 124° en 136° O. L. van Greenwich gelegen, strekken alzoo zich uit van Celébes tot NieuwGuinea en van de oostelijke Phillippijnsche eilanden tot aan de kust van Nieuw-Australië, terwijl men weleer onder Molukken in meer beperkten zin eene reeks van kleine eilanden verstond tusschen Ternate en Batsjian langs de westkust van Dsjilolo. Men kan den uitgebreiden archipel gevoegelijk in 3 deelen verdeelen, van welke het noordelijkste het groote eiland Dsjilolo (Halmahera) met reeds gemelde de eigenlijke Molukken bevat, voorts Morotai en de groepen Obi en Soela. Tot het tweede gedeelte behoort het groote eiland Oeram met Boero, benevens de eilanden der Banda- en Amboina-groep. De zuidelijkste afdeeling eindelijk bestaat uit eene eilandenreeks, welke zich uitstrekt ten oosten van Ceram, uit de Kei- en Aroe-eilanden, die wel is waar tot de Molukken worden gerekend, maar wegens hunne natuurlijke gesteldheid en hunne bewoners veel meer tot Nieuw-Guinéa behooren; voorts de groep van Timor-Laoet en de Zuidwest-eilanden.

De meeste eilanden van dezen uitgebreiden archipel zijn bergachtig, hoog en vulcanisch van aard. Ook ontbreekt het er geenszins aan nog werkzame vulcanen, bijv. op Dsjilolo, Banda en de Zuidwest-eilanden. Sommige van de kleine eilanden evenwel zijn koraalgewrochten.

De Molukken zijn met een weligen plantengroei bedekt, welke zich onderscheidt door een overvloed en eene ongemeene verscheidenheid van gewassen, al is het ook, dat zij in dit opzigt de meer westelijk gelegene groote eilanden niet evenaren. Juist op de Molukken vindt men de kruidnagel- en muskaatboomen, wier aanplanting een belangrijken invloed heeft gehad op de ontwikkeling der inwoners. Het klimaat is er heet, maar, met uitzondering van enkele plaatsen, geenszins ongezond. De bewoners vormen een in vele kleine groepen verdeelden stam, die sterk overeenkomt met de bevolking van Celébes en Mindanao, en zich vermengd heeft met volkplanters van de westelijke Oost-Indische eilanden (Maleijers en Javanen). Van hen hebben de kustbewoners eene hoogere beschaving, een beteren regéringsvorm en eene gewijzigde godsdienst overgenomen, zoodat zij zich hierdoor onderscheiden van de bewoners van het binnenland der grootere eilanden, die doorgaans Altheren worden genoemd.

Toen de Oost-Indische Archipel in den aanvang der 16de eeuw door Europeanen ontdekt werd, bereikten deze ook de Molukken. De Portugézen en Spanjaarden maakten zich meester van den handel in specerijen en bragten op de eigenlijke Molukken de verschillende Staten tot een toestand van afhankelijkheid. Van de ontevredenheid, daardoor gewekt, maakten in de 17de eeuw de Nederlanders gebruik. Zij verdrongen hunne voorgangers en overwonnen na eene reeks van bloedige oorlogen al die eilanden, zoodat de Vorsten aldaar zich moesten vergenoegen met den rang van ambtenaar der Oost-Indische Compagnie. Om zich van den alleenhandel in specerijen te verzekeren en allen sluikhandel onmogelijk te maken, beperkten zij de aanplanting van kruidnagelboomen uitsluitend tot Amboina en eenige nabijgelegene kleine eilanden en die van muskaatnootboomen tot de Banda-groep en lieten die boomen op alle overige eilanden stelselmatig uitroeijen, terwijl zij de bewoners op Amboina noodzaakten om kruidnagelboomen en die van Banda om muskaatnootboomen te kweeken en den oogst tegen een bepaalden prijs af te leveren, — een stelsel, dat aanvankelijk ook na het overnemen der heerschappij van de OostIndische Compagnie door de Nederlandsche regéring gehandhaafd werd, hoewel men later de inwoners ontsloeg van de verpligting, om zulke boomen te planten. Thans is de geheele Archipel verdeeld in 2 Nederlandsche residentiën, Ternate en Amboina. Ook de verpligte levering van specerijen is niet meer van kracht.