Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mode

betekenis & definitie

Mode is de naam van een Fransch woord, afkomstig van het Latijnsche modus (wijze). Het beteekent die maatschappelijke vormen, welke noch door de nationale overlevering, noch door redenen van noodzakelijkheid of doelmatigheid, maar door de willekeurige luimen van het oogenblik worden bepaald. Het gebied, waar de mode eene onbetwiste heerschappij voert, is dat der kleeding. In het algemeen kan de zamenleving zich nergens geheel en al aan den invloed der mode onttrekken.

De bereiding en volgorde der spijzen, de inrigting der woningen, de regeling van feesten, de vorm van brieven en begroetingen, — alles is aan de mode onderworpen. Men spreekt zelfs van wijsgeeren en dichters, die in de mode zijn. Intusschen is de toepassing van de mode op het gebied van wetenschap en kunst ten strengste af te keuren, dewijl men aldaar geen ander gezag mag erkennen dan dat van het beoordeelend verstand en van den gezuiverden smaak. Daarentegen heeft men menige andere gelegenheid, waar men aan de willekeur vrij spel mag laten, omdat de rede zich het regt niet aanmatigt om zich daarmede in te laten. Zoo is het met de kleeding. In spijt van alle voorschriften van welvoegelijkheid, gezondheid en doelmatigheid ontwaart men daarbij eene gestadige afwisseling van stoffen, vormen en kleuren, al is het ook dat men telkens over de dwaasheden der mode klaagt.

Weinig beschaafde volken bekreunen zich niet om de mode. Hetzelfde kan men zeggen van die maatschappelijke standen, welke aan een bepaalden leefregel gebonden zijn. Eene nationale kleeding is geene mode, en waar deze doordringt, moet de nationale kleeding wijken. De grillen der mode ontstaan ongetwijfeld oorspronkelijk uit de zucht naar vooruitgang. Ieder afzonderlijk kleedingstuk, van het hoofdbedeksel af tot het voetschoeisel toe, is steeds vatbaar voor volmaking. Doch wij zien het, dat de weg van den vooruitgang der menschheid niet de regte lijn volgt, maar gestadig heen en weer kronkelt, en dit is inzonderheid het geval met betrekking tot de kleedij. Niet zelden openbaart zich een behagen in het kostbare, zonderlinge, onnatuurlijke, en wij gaan achterwaarts in plaats van voorwaarts. Zien wij echter terug op een langen weg van ontwikkeling, dan blijkt het, dat het verkeerde spoedig werd ter zijde geschoven en het goede stand hield.

De mode heeft een grooten invloed op de vraag in den handel en alzoo op den prijs der voorwerpen. Zij ontneemt bij hare wisseling de voormalige waarde aan tal van zaken, wier bruikbaarheid voor hen, die zich niet aan de mode onderwerpen, even groot blijft. Uit dit oogpunt hebben vele staathuishoudkundigen het groote nadeel der mode in het licht gesteld, maar zij is door von Hermann in zijne „Staatswirthschaftliche Untersuchungen (1870, 2de druk)” op eene geestige w{jze verdedigd. hij zegt: „Sedert de mode zich over de verschillende standen des volks heeft uitgebreid, gaf zij aan de voortbrenging eene geheel andere rigting. De verbruiker verlangt bij de snelle wisseling van de mode zoowel goedkoopheid als doelmatigheid. En juist de verduizendvoudigde uitbreiding van den afzet, door de mode bevorderd, maakt het voordeelig, sommige goederen in groote massa’s voort te brengen, en dit leidt tot technische verbeteringen in het fabriekwezen. De mode bezorgt hierdoor besparing van kosten”.

Te voren hechtte men hooge waarde aan kostbaarheid van kleeding en huisraad, aan deftige stukken, welke alleen de rijke bekomen kon. De mode daarentegen bevordert de gelijkheid der standen. Wanneer men alles naauwkeurig nagaat, blijkt het, dat de kleeding, in spijt van de grillen der mode, in onzen tijd jaarlijks minder kost dan voorheen.

Het streven naar hervorming op het gebied van kunst en industrie is gedeeltelijk een strijd tegen de mode, wier luimen men wil beperken zonder de vrije beweging te belemmeren van den genialen kunstenaar. Door zijn invloed op de vervaardiging van versierselen, op de patronen en de kleuren der geweven stoffen, werkt dat streven ook op de kleeding, en het is te hopen, dat de meer algemeene ontwikkeling van een zuiveren kunstsmaak eindelijk zoodanige modes onmogelijk zal maken, die het ligchaam misvormen, de gezondheid bedreigen en de welvoegelijkheid kwetsen. Sedert Lodewijk XIV zwaait Frankrijk, eigenlijk Parijs, den schepter op het gebied der mode, en de pogingen in onderscheidene landen, ook in ons Vaderland, om eene nationale kleederdragt in te voeren, bleven vruchteloos.

De geschiedenis der mode vormt een opmerkelijk gedeelte der beschavingsgeschiedenis, daar zij de denkwijze van een bepaald tijdperk ook in uitwendige vormen aanwijst. Wij wijzen slechts op het stijve, deftige Spaansche gewaad, op de losse kleeding in den tijd van den Dertigjarigen Oorlog, op de statige in de dagen van Lodewijk XIV, op de rijk versierde in die van Lodewijk XV, op de burgerlijkeenvoudige in den tijd van den Amerikaanschen Bevrijdingsoorlog enz. Het verband tusschen de kleeding en de beeldende kunst wordt door uitdrukkingen als pruikenstijl enz. aangewezen. Het oudste tijdschrift, aan de mode gewijd, schijnt uit Duitschland afkomstig te wezen; het was getiteld: „Modeund Galanteriezeitung (1785)”. Thans zijn er onder den naam van „Bazar”, „Gracieuse” enz. in ons Vaderland en elders in menigte verspreid.

De mode heeft vooral onder de vrouwen vele slagtoffers gemaakt. Deze hebben keurslijven en hoepelrokken, corsetten en hooge hakken met gretige handen van haar aangenomen en die verderfelijke gaven vaak met gezondheid en leven betaald. Toch blijft zij heerschen, want zelfs een dwingeland zit vast op den troon, wanneer zijne onderdanen geen grooter genot kennen dan slaven te zijn.

< >