Münchhausen (Alexander, vrijheer von), de telg van een oud-adellijk geslacht, dat meer dan één bekwaam staatsman aan Hannover bezorgde, werd geboren in 1813 te Apelern in het graafschap Schaumburg, studeerde te Berlijn en te Göttingen, bekleedde onderscheidene staatsambten en werd in 1841 lid van de Eerste Kamer in Hannover en in 1847 kabinetsraad des Konings. In 1850 kwam hij aan het hoofd van het bewind en volgde eene gematigd-conservatieve rigting. Bij de troonsbeklimming van Georg V in 1851 ontving hij zijn ontslag, doch zag zich in 1856 afgevaardigd naar de Tweede Kamer.
Hg voerde eene heftige oppositie tegen de regéring en deed in 1866 vruchtelooze pogingen, om haar tot eene onzijdige houding te bewegen. Na de annexatie verkreeg hij zitting in den Noord-Duitschen Rijksdag en ijverde met zooveel kracht tegen de Pruissische staatkunde, dat hij in 1870, wegens vermoeden van Hannoversgezinde zamenspanningen, op last van generaal von Falckenstein, in hechtenis genomen en eenigen tijd te Königsberg gevangen gehouden werd.
