Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mees

betekenis & definitie

Mees (Parus) is de naam van een kleinen, wakkeren zangvogel met een korten, sterken, scherpen snavel, op dien der vinken gelijkend (fig. 1), met zachte, schier donzige vederen, korte pooten, doorgaans met een langen staart en korte vleugels, en met geheel verdeelde teenen, voorzien van scherpe, kromme klaauwen.

Het geslacht der meezen is zeer groot, reeds in de gematigde gewesten van Europa heeft men een dozijn soorten. Het zijn gezellige, maar tevens strijdlustige vogels, die andere vogels, zelfs grootere, met vermetelheid aanvallen en den schedel verbrijzelen, terwijl zij voor ’t overige van insecten leven en ook plantenzaden niet versmaden. Zij vliegen snel, broeden tweemaal in het jaar en bewijzen door het verdelgen van rupsennesten belangrijke diensten. Sommige soorten blijven gedurende het geheele jaar in dezelfde landstreek.

Van de soorten, die bij ons voorkomen, noemen wij de koolmees (Parus major, fig. 2), die van boven groen en van onder geelachtig groen is, een zwarten kop heeft en zich veelal in boomgaarden ophoudt, — de pimpelmees (P. caeruleus) met blaauwe vleugels en staart, een groenen rug en een gelen buik, — de zwarte mees (P. ater), met zwarten kop en hals en witten nek en wangen, — de kuifmees (P. cristatus), met zwarte, witgerande kuifvederen, — de staartmees (P. caudatus) met een zeer langen staart en een dikken ronden kop, — en de baardmees (P. biarmicus) of het baardmannetje, die in rietvelden leeft en evenals de voorgaande soort een zeer kunstig nest vervaardigt.

Mees (Gregorius) Adriaanszoon, een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Rotterdam den 2den Februarij 1802, studeerde in de regten, bekleedde eerst regterlijke betrekkingen in zijne geboortestad, werd in 1839 hoogleeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde aan het athenaeum te Deventer, en aanvaardde in 1847 de betrekking van regter, in 1865 die van vicepresident in de arrondissementsregtbank te Rotterdam.

Van zijne geschriften vermelden wij: „De opstand der Gentenaren tegen Karel V”, bekroond door de Koninklijke Maatschappij van Wetenschappen te Brussel, — „Verhandeling over Lambertus Hortensius van Montfoort als geschiedschrijver (1836)”, bekroond door het Utrechtsch Genootschap, — een uitstekenden „Historischen atlas van Nederland”, en een aantal opstellen in verschillende tijdschriften.

< >