Medéa, eene tooveres der Grieksche sage, was de dochter van den Colchischen koning Aeêtes en van Hecaté. Zij hielp Jason (zie aldaar) het Gouden Vlies bemagtigen en vlugtte met hem, vergezeld van haren broeder Alsyrtus, dien zij echter, door haren vader vervolgd, in stukken sneed en in zee wierp. Terwijl nu Aeëtes zich bezig hield met het bijeenbrengen dier stukken, ontkwam zij met Jason naar Jolcus, nadat zij op het eiland der Phaeaken gehuwd waren. Daar Pelias het vaderlijk gebied niet wilde afstaan aan zijn neef Jason, werd hij door Medéa, met hulp zijner dochters, aan wie zij voorgesteld had den ouden man in een tooverketel te verjongen, uit den weg geruimd.
Daarna door Acastus, de zoon van Pelias, verdreven, vertrok Jason met Medéa naar Corinthe, doch verstiet haar na eene 10-jarige verbindtenis, om met Creüsa, eene dochter van koning Creon, te trouwen. Uit wraak zond Medéa aan de bruid een vergiftigd gewaad en een hoofdtooisel tot bruidsgeschenk, en toen deze zich daarvan bediende, werd zij door de vlammen verteerd. Daarna deed zij vuur regenen op het paleis van Creon, vermoordde hare beide kinderen Mermerus en Pheres, welke zij Jason geschonken had, en ontvlood op den drakenwagen, dien zij van Helios ontvangen had, naar Athene, waar zij de echtgenoote werd van koning Aegeus, die Medus bij haar verwekte. Dewijl zij echter haren gemaal bijna overgehaald had om zijn zoon Theseus te dooden, moest zij Athene verlaten, zoodat zij zich met Medus naar haar vaderland begaf, waar zij haren broeder Perses, die haren vader van den troon geworpen had, om het leven bragt en haren vader in het gezag herstelde. Daar zij onsterfelijk was, genoot zij goddelijke hulde en werd in de Élyzeesche velden de gemalin van Achilles. Zie voorts onder Argonauten. Treurspeldichters van ouden en nieuweren tijd hebben hare geschiedenis bezongen.
