Matto Grosso (Het Groote Woud) is eene provincie in het keizerrijk Brazilië en ligt tusschen de provinciën Para, Goyaz, San Paulo, Paraguay en Bolivia en telt op ruim 25000 geogr. mijl slechts 60000 inwoners (1875). Dit grootendeels onbekende gewest omvat den bovenloop van de Paraguay en van de Madeira met het stroomgebied van de Tapajoz en Xingu, alzoo het westelijk gedeelte der Braziliaansche bergstreek met den Serra en de Campos dos Parecis. Men vindt er slechts enkele koloniën aan de rivierzoomen, doch de aldaar verbouwde voortbrengselen moeten te water over een afstand van 200 geogr. mijl vervoerd worden. Het klimaat is er vrij gezond, en de bodem uitstekend voor tropische gewassen.
Ook ontbreekt het er niet aan grotten en watervallen. Voorts verkrijgt men er goud, diamanten, zout en huiden. Meer dan 9/10de van den grond is in het bezit van onafhankelijke, krijgshaftige Indianen, namelijk van de Cayopo’s. In het geheel zijn er 66 stammen van inboorlingen, van welke sommige in vrede leven met de regéring. De evenzoo genoemde stad — Villa Bella de Matto Grosso — ligt op den regter oever der Guapore, heeft onderscheidene kerken en openbare gebouwen, doch telt slechts 1000 inwoners; te voren was zij de hoofdstad, doch later moest zij dien rang afstaan aan de stad Cuyababa. Het land werd in 1532 en 1533 door Garcia bezocht en in 1719 door Cabral.