Matthaeus is de naam van eenige uitstekende regtsgeleerden. Van hen noemen wij:
Antonius Matthaeus, een zoon van Koenraad Matthaeus, hoogleeraar in de welsprekendheid te Marburg. Hij werd geboren den 27sten December 1564 te Frankenberg in Hessen en bekleedde het hoogleeraarsambt 11 jaren te Herborn, 20 jaren te Marburg en 12 jaren te Groningen, alwaar hij den 28sten Mei 1637 overleed. Van zijne geschriften vermelden wij: „Notae et animadversiones in libros IV Institutionum juris imperatoris Justiniani (1600 en later)”, — „Collegia juris sex (1638 en later)”, te Rome verboden, — en talrijke „Dissertationes”, „Orationes”, „Disputationes” enz.
Anthonius Matthaeus II, een zoon van den voorgaande. Hij was geboren te Herborn den 27sten December 1601, en werd in 1621 hoogleeraar te Harderwijk en in 1634 te Utrecht, waar hij den 25sten December 1654 overleed. Hij behoorde tot de bekwaamste regtsgeleerden van zijn tijd en onderscheidde zich tevens door een edel karakter. Van zijne geschriften vermelden wij: „Commentarius de criminibus”, — „Digestorum libri (1644 en later)”, — „De judiciis disputationes XVII (1639 en later)”,— „De auctionibus libri duo (1653 en later)”, — en „Illustriores juris controversi quaestiones etc.”.
Anthonius Matthaeus III, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Utrecht den 18den December 1635 en zag er zich in 1662 benoemd, tot gewoon hoogleeraar in het burgerlijk regt. In 1666 bedankte hij voor een beroep naar Groningen en wees desgelijks in 1670 een professoraat te Leiden van de hand, doch vertrok 2 jaren later derwaarts en bleef er 27 jaren werkzaam. Hij heeft zich inzonderheid door het verzamelen en uitgeven van oude stukken, kronieken enz., verdienstelijk gemaakt jegens de geschiedenis van ons Vaderland, en overleed te Leiden den 25sten Augustus 1710.Tot zijne belangrijkste geschriften behooren: „Commentarius ad librum primum Institutionum (1672)”, — „De nobilitate etc. (1686)”, — „De jure gladii etc. (1689)”, — De rebus Ultrajectinis etc. (1740)”, — „Chronicon Egmundanum etc. (1792)”, — „Rerum Amersfortiarum scriptores duo inediti (1693)”, — „Anonymi, sed veteris et fidi, Chronicon Ducum Brabantiae (1707)”, — de hoogst belangrijke: „Veteris aevi analecta (1698-1710, 1738, 5 dln)”, — en „Chronicon Brabantinum etc.”.