Matthaeus, een der twaalf Apostelen, een zoon van Alphaeus en in Galilaea geboren, werd door Christus tot het apostelambt geroepen, doch was te voren een tollenaar. Of hij dezelfde is als Levi, kan men niet met zekerheid beslissen. De berigten omtrent zijne lotgevallen en zijne reizen in Aethiopië en verschillende gewesten van Azië verdienen geen onverdeeld vertrouwen. Ook weet men niet, of hij den marteldood gestorven is.
Dit laatste wordt beweerd door de Kerkelijke overlevering, en volgens Baronius werd het ligchaam van den Apostel in 954 overgebragt naar Palermo. De R. Katholieke Kerk viert zijn gedenkdag op den 21sten September, en de Grieksch Katholieke op den 16den November. Volgens de Kerkelijke overlevering is hij voorts de vervaardiger van het eerste evangelie, waarin de duidelijke strekking is op te merken, om door de voorstelling der leer en der lotgevallen van Jezus de vervulling aan te wijzen der Israëlietische voorspellingen omtrent den Messias uit David's geslacht. Dat boek is in zijne tegenwoordige gedaante een goed geheel, dat in de zamenvoeging der uitspraken van Jezus tot redevoeringen een schrander overleg verraadt. Niettemin blijkt het bij nader onderzoek, dat het uit verschillende, ja zelfs strijdige bestanddeelen is zamengesteld. Oordeelkundige godgeleerden zijn van meening, dat het eene uitbreiding of bewerking is van een ander evangelie, volgens sommigen welligt dat van Marcus.
Volgens eene overlevering uit de tweede helft der tweede eeuw heeft Matthaeus „Redenen des Heeren” in de Hebreeuwsche taal achtergelaten. Intusschen is het „Evangelie van Matthaeus”, hetwelk wij bezitten, ongetwijfeld oorspronkelijk in het Grieksch opgesteld. Het is ligt te begrijpen, dat in den eersten Christelijken tijd verzamelingen van uitspraken van Jezus in omloop waren, en dat deze voor de zamenstelling der bewaard gebleven „Evangeliën” gebezigd zijn. Ons „Evangelie van Matthaeus” is vermoedelijk eene bewerking van een Israëlietisch-gezind geschrift, — eene bewerking, welke voor de Heidenen moest dienen en dus ook in verzoenenden geest jegens de Heidenen geschreven werd. Men onderstelt, dat het niet vóór het jaar 80 onzer jaartelling zijn tegenwoordigen vorm heeft ontvangen.