Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Marschland

betekenis & definitie

Marschland noemt men bepaaldelijk in het noordwesten van Duitschland, in tegenoverstelling van het hooge, zandige geestland (waarvan in ons Vaderland de namen Rinsumageest, Gaasterland enz. afkomstig zijn), het land, dat in rivierdalen en aan zacht-glooijende stranden is aangespoeld. Daartoe behooren ook de Nederlandsche polder- of omdijkte kwelderlanden en uiterwaarden, met een vetten slib- of kleigrond bedekt, die voor den landbouw en inzonderheid voor melkvee uitstekend geschikt zijn. Zulk alluviaalland ontstaat aan de oevers van rivieren in het binnenland, terwijl voorts aan zee alle deltavormingen marschlanden leveren.

Wijders vindt men zulk een marschgrond, uit leem, klei, zand, veen, plantendeelen, schelpen en infusoriën bestaande, langs de kust der Noordzee in ons Vaderland en Duitschland tot aan de zandduinen van Jutland. De Friezen daalden reeds vroeg van de geestgronden naar de vette marschlanden af en wierpen er hoogten op, warren genaamd (vandaar Warffum enz.), tot wijkplaatsen bij hooge vloeden.

Deze zijn in de Nederlandsche provincie Friesland bekend onder den naam van terpen. Voorts scheidden zij het bij eb droogvallend land door middel van dijken van de onbeveiligde kwelders, en op deze wijze ontstonden de kostelijke marschlanden, welke bij ons den naam van polders dragen en door sluizen naar zee afwateren. Marschlanden hebben over het geheel een eenvormig voorkomen. Men ziet er nagenoeg geen boomgewas, en zij zijn doorsneden van lynregte kanalen en afwateringsslooten. De opvolgende geslachten hebben zulke gronden met ijzeren volharding aan de zee ontwoekerd; hunne bewoners onderscheiden zich dan ook door moed, kracht, gevoel van eigenwaarde en vrijheidszin, doch tevens door koele onverschilligheid en geringe vatbaarheid voor kunst en poëzij (Frisia non cantat). Reeds Tacitus noemt de Friezen, de bewoners der marschlanden aan de Noordzee, den krachtigsten en magtigsten stam van Noord-Duitschland. Gedurende de middeneeuwen vormden die streken de Zeven Zeelanden der vrije Friezen. Eindelijk echter moesten zij bukken voor den Neder-Saksischen stam en werden in verschillende Staten ingelijfd.

< >