Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Marmot

betekenis & definitie

Marmot (De), Arctomys Marmotta (zie bijgaande figuur), behoort tot de orde der Knaagdieren en tot de familie der Eekhoorntjes en vertegenwoordigt deze in het hooggebergte van ons werelddeel tusschen het gewest der boomen en dat van eeuwige sneeuw. Dit diertje wordt ongeveer 0,6 Ned. el lang, heeft een stompen snuit met snorren, kleine ooren, korte pooten met scherpe, zwarte klaauwen en onbehaarde zolen, een digt behaarden, korten staart en een langharigen pels, die op den rug donker bruin en onder den buik lichtroodachtig geel is. Het graaft in de nabijheid der gletschers, aan door de zon beschenen hellingen groote holen, waar geheele marmottenfamiliën, wel eens 20 sterk, den winterslaap houden. Deze holen hebben slechts één ingang, gladde wanden en zijn voorzien van mos en lijn gras.

In den zomer heeft ieder marmot zijn afzonderlijk hol, dat veel kleiner is. Zij verwijderen zich nooit ver van die schuilplaatsen, bakeren zich in de zon, spelen onderling, voeden zich met Alpenkruiden en zijn bijzonder waakzaam. Bij naderend onraad doet een wachter een schel gepiep hooren, en allen verdwijnen met verwonderlijken spoed. In den herfst zijn zij zeer vet. Dan brengen zij het winterverblijf in orde, doch verzamelen er geen voorraad. Zij stoppen den ingang digt met hooi, rollen zich ineen tot een bol en vallen in den winterslaap, waarbij alle ligchaamsverrigtingen zoo flaauw mogelijk worden voortgezet.

In het voorjaar ontwaken zij in een uitgemergelden toestand, verlaten hunne holen en paren. Het wijfje werpt slechts eenmaal ’s jaars 4 tot 6 jongen, die tot in den nazomer in het hol blijven. Het vleesch van jonge, vette marmotten is uitmuntend van smaak. Men graaft ze op uit hunne holen of men vangt ze in vallen. Jonge marmotten kunnen gemakkelijk tam gemaakt en op allerlei kunstjes afgerigt worden.