Marmont (Auguste Frédéric Louis Viesse de), hertog van Ragusa, maarschalk van Frankrijk, geboren te Chatillon-sur-Seine den 20sten Julij 1774, trad op 15-jarigen leeftijd in dienst bij de infanterie, ging in 1792 over tot de artillerie en sloot vóór Toulon vriendschap met Bonaparte, aan wien hij zich met ongemeene geestdrift verbond. In 1795 streed hij aan de Rijn en in het volgende jaar als adjudant van Bonaparte in Italië. Hij vergezelde dezen naar Egypte, werd bij de verovering van Malta tot brigade-generaal bevorderd en keerde met Bonaparte naar Frankrijk terug. Na den 18den Brumaire werd hij lid van den Staatsraad, bragt in Mei 1800 de reserve der artillerie over den St.
Bernard en verkreeg na den slag van Marengo den rang van divisiegeneraal. In den veldtogt van 1805 voerde hij eerst bevel in Nederland en voerde daarna zijn armeekorps naar Duitschland, waar hij Ulm hielp veroveren. Daarna werd hij naar Dalmatië gezonden; hij verdedigde het gebied van Ragusa met zooveel beleid tegen de Russen en Montenegrijnen en bestuurde die gewesten tot 1809 zoo uitstekend, dat Napoleon hem den titel van hertog van Ragusa toekende. In den oorlog van 1809 vereenigde hij zijne troepen met het Italiaansche leger en voegde zich daags vóór den slag bij Wagram bij de groote armee. Na het gevecht bij Znaïm, waar h(j de overhand behield, ontving hij op het slagveld den maarschalksstaf. Voorts bestuurde hij als gouverneur gedurende 18 maanden met groot beleid de Illyrische gewesten, totdat hij in 1811 Masséna verving als opperbevelhebber in Portugal. Aanstonds ging hij aanvallenderwijs te werk, vereenigde zich met Soult en noodzaakte den vijand de belegering van Badajoz op te breken. Daarna trok hij naar de Taag en hield er Wellington 15 maanden bezig.
Niettemin verloor hij den 22sten Julij 1812 den beslissenden slag bij Salamanca. Hij werd er door een kanonskogel gewond en keerde ter zijner herstelling naar Frankrijk terug. — In den veldtogt van 1813 voerde hij bevel over het 6de armeekorps. In den volkerenslag bij Leipzig werd hij den 16den October bij Möckern geslagen en gewond, maar verdedigde den 18den en 19den de voorsteden. Na den aftogt ontving hij met Victor en Macdonald den last om de Rijn te verdedigen, ’t geen echter wegens de overmagt der vijanden eene onmogelijkheid was. In den volgenden veldtogt streed hij met inspanning van al zijne krachten, maar leed onder het opperbevel van Napoleon de nederlaag bij Laon; toen voorts de Keizer oostwaarts trok, kon hij, gesteund door Mortier, niet verhinderen, dat de Verbondene Mogendheden oprukten naar Parijs. Na den slag trok Marmont met het overschot van zijn korps naar den straatweg van Essonne, en daar alle tegenstand vruchteloos was, onderwierp hij zich den 5den April aan het Voorloopig Bewind, zoodat Napoleon, die nog peinsde op eene herovering van Parijs, afstand moest doen van den troon. De houding van Marmont werd sterk afgekeurd, maar de Bourbons overlaadden hem met gunstbewijzen. Bij den terugkeer van Napoleon werd hij deswege uitgesloten van de algemeene amnestie en volgde den Koning naar Gent.
Gedurende de Honderd Dagen hield hij zijn verblijf te Aken, en na de tweede Restauratie schonk Lodewijk XVIII hem op nieuw de waardigheid van pair en benoemde hem tot generaal-majoor der garde. Nadat hij in 1817 de onlusten te Lyon gedempt had, wijdde hij zich aan den landbouw. In 1826, bij de krooning van keizer Nicolaas, ging hij als Fransch gezant naar Petersburg, doch bij zijn terugkeer begaf hij zich weder naar de landelijke eenzaamheid. Bij het uitbarsten der omwenteling van 1830 ontving hij den 26sten Julij van Karel X het bevel over de eerste militaire divisie en aanvaardde den volgenden dag den ongelijken strijd tegen de gewapende hoofdstad. Reeds den 28sten van die maand bevond hij zich door afvalligheid der troepen en gebrek aan levensmiddelen in den hagchelijksten toestand. In den avond van den 29sten verliet hij Parijs met 6000 Zwitzers en eenige trouw geblevene bataljons, en vergezelde daarna Karel X naar het buitenland.
Hij vestigde zich te Weenen, maar doorreisde alle landen van Europa. In 1852 zocht hij eene verzoening tot stand te brengen tusschen de Legitimisten en Orleanisten, en overleed te Venetië den 2den Maart van dat jaar. Hij was de laatst overgebleven maarschalk van het Fransche Keizerrijk. Zijne „Mémoires (1856— 1857, 9 dln)” zijn zeer belangrijk. Ook heeft hij reisbeschrijvingen enz. in het licht gegeven.