Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Marius

betekenis & definitie

Marius (Cajus), een Romeinsch veldheer, de overwinnaar van Jugurtha en van de Cimbren en Teutonen, was de zoon van een landbouwer en aanschouwde het levenslicht in de Latijnsche stad Arpinum omstreeks het jaar 157 vóór Chr. Reeds vroeg onderscheidde hij zich in de krijgsdienst en hoewel hij door den invloed van Patriciërs het ambt van volkstribuun verkregen had, trad hij openlijk tegen hen op, om hunne aanmatiging door de wet te beperken. Vruchteloos zocht hij de betrekking van aedilis te verkrijgen, maar werd in 117 praetor en zag zich voorts belast met het bestuur in Spanje, waarna hij in het huwelijk trad met Julia, eene tante van Julius Caesar. Als legatus vergezelde hij in 109 Quintus Caecilius Metellus in den oorlog tegen Jugurtha (zie aldaar), maar keerde het volgende jaar terug naar Rome, om naar het consulsambt te dingen, hetwelk hij verkreeg.

Tevens werd hij tegen den wensch van den Senaat belast met het voeren van den oorlog tegen Jugurtha. Hij was de eerste, die, om het leger voltallig te maken, behoeftige burgers in de legioenen inlijfde. Daarop vertrok hij naar Afrika en sloeg Jugurtha en Bocchus bij Cirta (107) en het volgende jaar nogmaals, waarna zijn quaestor Lucius Cornelius Sulla (zie aldaar) Bocchus wist over te halen, om zijn schoonzoon Jugurtha uit te leveren. Het aandeel, hetwelk Sulla op die wijze verkreeg aan het voorspoedig voleindigen van den oorlog, was de grondslag van den jaloerschen haat van Marius tegen hem. Ten tweeden male benoemde het volk, door de Cimbren en Teutonen beangstigd, Marius tot consul voor het jaar 104, en later ten derden, vierden en vijfden male, totdat de vijanden overwonnen waren. Marius trok hun tegemoet, nadat hij zijne zegepraal over Jugurtha gevierd had; hij begaf zich naar het zuiden van Gallië en hield aan den mond van de Rhône zijn leger bezig met gestadige oefeningen, alsmede met het graven van een kanaal ter drooglegging van moerassen. Eindelijk deden de Teutonen, die een togt naar Spanje hadden volbragt, met de Ambronen een inval in Romeinsch Gallië. Vruchteloos poogden zij Marius uit zijn verschanst kamp in het veld te lokken.

Eerst nadat zij afgetrokken waren, volgde hij hen met zijn leger, dat inmiddels aan den vijand gewend en strijdlustig geworden was, bereikte hen bij Aquae Sextiae (Aix in Provence) en vernietigde hen in een veldslag van 2 dagen. Daarop toog hij naar Italië, waar Quintus Imtatius Catulus, als proconsul, bedreigd werd door de Cimbren. Marius aanvaardde terstond het opperbevel en overwon den vijand bij Verona. Ook hier droeg intusschen Sulla, die zich als legatus bij den proconsul bevond, niet weinig bij tot de overwinning. Marius trok in triomf naar Rome en werd voor de zesde maal voor het jaar 100 tot consul gekozen. In die betrekking ondersteunde hij eerst de volkstribunen Lucius Appulejus Saturninus en den praetor Gajus Sermlius Glaucia in hun verzet tegen de Patriciërs, doch toen die mannen het waagden oproer te maken, werd Marius door den Senaat gelast, hen gewapenderhand te vernietigen. Door deze overwinning der Patriciërs, waarna ook zijn vijand Quintus Metéllus Numidicus uit de ballingschap teruggeroepen werd, verloor Marius de volksgunst. Hij verliet Rome en reisde in Azië, terwijl het aanzien van Sulla van dag tot dag toenam.

Ook in den Bondgenooten-oorlog, waarin hij en Sulla als veldheeren werkzaam waren, werd hij door laatstgenoemde overtroffen. Voor het jaar 88 werd Sulla, de hoofdleider der aristocratische partij, tot consul gekozen en tevens belast met het voeren van den oorlog tegen Mithrídates. Gelijk te voren aan Metellus, zoo wilde Marius nu ook aan Sulla den veldheersstaf ontrukken, en hierdoor ontstond de eerste burgeroorlog. Marius verbond zich met Publius Sulpicius Rufus, die als volkstribuun de grootste verbittering tegen de aristocratische partij aan den dag had gelegd. Deze wist door middel van gewapende benden zijne plannen door te zetten en bekleedde Marius met het opperbevel. Sulla ontsnapte aan den dood door in het huis van Marius eene wijkplaats te zoeken. Hij snelde voorts naar het leger en keerde daarmede naar Rome terug, waar zijne tegenstanders vogelvrij werden verklaard. Marius scheepte zich in, maar een storm dreef hem naar de Italiaansche kust, waar hij geruimen tijd omdoolde; eindelijk werd hij ontdekt, gevangen genomen en naar Minturnae gebragt.

Het stadsbestuur nam het besluit om hem ter dood te brengen, doch de Cimbrische slaaf, met de uitvoering van dat vonnis belast, gevoelde zijn moed bezwijken bij de stem en den blik van Marius. Laatstgenoemde ontsnapte uit de gevangenis en vertrok, op Sicilië ternaauwernood aan eene tweede inhechtenisneming ontkomen, op een schip naar Afrika. Hier wilde de stadhouder hem geen verblijf toestaan, en men verhaalt, dat Marius aan den bode, die hem deze tijding op de bouwvallen van Carthago overbragt, ten antwoord gaf: „Zeg aan uwen heer, dat gij Marius hebt zien zitten op de puinhoopen van Carthago!” Met zijn zoon en met eenige vrienden vestigde hij zich nu op een klein eiland aan de Afrikaansche kust, totdat Cinna hem in het jaar 87 naar Italië riep. Aan het hoofd van 4 legerbenden trok hij met Cinna, Quintus Sertorius en Quintus Papirius Carbo naar Rome, dat hij na vergeefschen tegenstand innam. De wraakzucht van den grijzen Marius was schier onverzadelijk; op zijn aandringen werd het moorden gedurende 5 dagen voortgezet, totdat eindelijk Cinna de bende van 4000 slaven, die het bloedig werk volbragten, in de pan liet hakken. Vele aanzienlijke mannen der tegenpartij, zooals de consuls Octavius en Merula, de groote redenaar Marcus Antonius, alsmede Quintus Imtatius Catulus, de voormalige ambtgenoot van Marius, verloren het leven, en Sulla werd een vijand des vaderlands verklaard.

Voor het jaar 86 benoemde Cinna zich zelven en Marius tot consuls. Laatstgenoemde echter overleed nadat hij de waardigheid, waartoe hij voor de zevende maal gekozen was, slechts 17 dagen had bekleed. Hij was een groot veldheer, moedig en dapper in den strijd, maar tevens woest en wreed. Daarentegen was hij weinig geschikt tot het uitvoeren van staatkundige plannen en tevens afkeerig van wetenschap en beschaving. — Zijn zoon, desgelijks Cajus Marius geheeten, was in 82 consul met Papirius Carbo. Hij leed bij Sacriportus de nederlaag tegen Sulla, trok daarop terug naar Praeneste en bragt, bij de overgave dezer stad, zich zelven om het leven.