Lynden (Van) is de naam van een oud en aanzienljjk Nederlandsch geslacht, afstammende van Arnold van Lynden, een jongere zoon der graven van Aspremont, die zjjn neef Godfried van Bouillon in 1096 naar het Heilige land vergezelde, onder Boudewijn 1 bevel voerde over het leger der Christenen tegen den Khalif van Egypte, en in December 1106 met Wilcko Jaarsma en vele andere Friesohe edelen te Stavoren aan land stapte en zich naar Utrecht begaf, waar hij in het huwelijk trad met Helena van Beusichem, die hem de heerlijkheid Lj’nden of Lienden ten huwelijk bragt, waarna hij in 1150 overleed. — Zijn kleinzoon Floris 1 van Lynden was stedehouder en gouverneur van de Yeluwe voor de Graven van Gelderland; hij werd in 1203 gedood door zjjn neef Jan van Buren, met wien hij twist voerde over het jagtregt. — Willem, II van Lynden, een zoon van den voorgaande, trok tot tweemaal toe naar het Heilige Land en sneuvelde in 1227 in den oorlog tegen Roelof, kastelein van Koeverden. — Floris II van Lynden, een zoon van den voorgaande en van Christina van Brederode, werd in den slag van Koeverden zwaar gewond en gevangen genomen, trok ter kruisvaart tegen de Stadingers en overleed in 1247. — Dirk I van Lynden, een zoon van den voorgaande en van Agnes van Boetselaer, vergezelde in 1257 graaf Willem, Roomsch Koning, op zijn togt tegen de West-Friezen, waarbij die Vorst sneuvelde, hetgeen hij zich zoozeer aantrok, dat hij monnik werd in de abdij te Middelburg en aldaar in 1266 overleed. — Dirk II van Lynden, een zoon van den voorgaande en van Margaretha van Randerode, was ridder der Orde van de Graven van Holland, zag zijn kasteel ter Leede en het dorp Lynden door de muitelingen van het Sticht verwoest, hielp in 1270 Utrecht beklimmen en de oproermakers verjagen, vergezelde tot tweemaal toe graaf Floris V op een togt tegen de Friezen, vervolgde de moordenaars van dien Graaf en overleed in 1300. — Dirk 111 van Lynden, een zoon van den voorgaande en van Agnes van Herlawr, deed gedurende het leven van zjjn vader eene reis naar Italië en stond vervolgens keizer AJhert van Oostenrijk bij in den oorlog tegen Bohemen. Hij behoorde tot de voornaamste edelen des lands, deed het kasteel ter Leede weder opbouwen, en overleed in hoogen ouderdom in 1360. — Jan I van Lynden, een zoon van den voorgaande en van Èrmgard van Keppel, was, evenals zjjn vader, erfschenker van Gelder, behaalde grooten roem in de oorlogen, die Eduard, koning van Engeland, tegen Frankrijk voerde, volgde de partij van hertog Reinoud, ontving in den strijd bij Tiel (1361) zware wonden en zag zich gevangen naar het kasteel Rozendaal gebragt, doch herkreeg weldra zijne vrjjheid en overleed in 1382. Hij was eerst gehuwd met Elizaheth van Polanen en daarna met Margaretha van Gennep. — Dirk Frederik van Lynden, een kleinzoon van Dirk III van Lynden, was een vermaard krijgsman; hjj diende Albert, keizer van Oostenrijk, Hendrik van Lünébwrg en Lodewijk van Beijeren en werd maarschalk. — Dirk IVvan Lynden, een zoon van den voorlaatste en van Margaretha van Gennep, was erfechenker van Gelder, huwde met Maria van Hoorn en overleed in 1408. — Dirk van Lynden, tweede baron van Hemmen enz. en oudste zoon van Steven van Lynden en van Elizaheth, barones van Hemmen, stierf in 1436. — Dirk van Lynden, vierde baron van Hemmen, was ridder van den Olifant en raads- en kamerheer van Frederik, keizer van Oostenrijk. Hjj overleed in 1500. — Dirk van Lynden, tweede zoon van Steven van Lynden, was eerste heer van Mussenberg enz., ridder van den Olifant, uit dit geslacht eerste burggraaf van Dormale heer van Hothey enz. en eerste raadsheer en hofmeester van den prins-bisschop van Luik.
Hjj had te Leuven gestudeerd en werd te Aken bij de krooning van keizer Karei tot ridder geslagen. Hij was eerst gehuwd met Catharina van der Mark, daarna met Maria van Elderen, en overleed in 1560. — Karei van Lynden, derde heer van Mussenberg en geboren in 1520, volgde keizer Karei in den oorlog in Italië, trouwde met Aleid van Zuylen en overleed in 1610. — Jurgen van Lynden, ridder, burggraaf en heer van Opper- en Neder-Dormale enz., ontving zjjne opvoeding aan het Hof van Emanuèl Rhilibert, hertog van Savoye, werd in den slag van St. Quentin wegens zijne dapperheid tot ridder geslagen, zag zich benoemd tot gouverneur van Nymegen, verkocht het burggraafschap Dormale en de heerlijkheid Opper-Dormale, en overleed in 1592. — Robert van Lynden, een broeder van den voorgaande, was ridder van St. Jacob, baron van Froidcourt enz., gouverneur van Charlemont en van het markiezaat Franchimont, raadsheer in den raad van State, geheimraad en hofmaarschalk. Hij maakte zich beroemd in verschillende oorlogen, vooral tegen de Mooren in Barbarjje en tegen de Turken op Maltha. Tweemaal werd hjj gevangen genomen, maar op last van den Koning van Spanje losgekocht. Voorts diende hjj in de Nederlandsche oorlogen aan de zijde van dien Koning, werd gouverneur van Culemborghen later van Buren, maar door de burgers van laatgenoemde stad in 1572 aan prins Willem I overgeleverd, waarna hij een aanzienlijk losgeld moest betalen. Voorts was hjj meermalen als gezant werkzaam, en stierf in 1610. — Herman van Lynden, een broeder van den voorgaande, was ridder, baron van het H. Roomsche Rijk, vrijheer van Rechem enz., gouverneur en kapitein-generaal van het land van Keulen, souverein en grootmajoor van Luik, verwierf grooten roem in de oorlogen in Italië en Hongarije en stond in de Nederlandsche oorlogen — althans in den beginne — aan de zijde der Spanjaarden.
Hjj zag zich belast met vele staatszaken en gezantschappen , en overleed in 1603. — Jaspar van Lynden, een zoon van Karei van Lynden en van Aleid van Zuylen, werd geboren in 1575 en was vierde heer van Mussenberg. Hjj diende als page bjj Willem, hertog van Gulik, Cleef en Berg, werd ridder der Duitsche Orde en zelfs landskommandeur van deze orde, en stierf in 1620. — Karei Ernst van Lynden, baron van het H. Roomsche Rijk, vrijheer tan Londen en Froidcourt, burggraaf van Dormale enz., was kamerheer van zijne Keizerlijke Majesteit, eerste stalmeester van den Keurvorst van Keulen, gouverneur van het prinsdom Stavelo enz., en gehuwd met Catharina de Mosey. — Jaspar van Lynden, een zoon van Steven van Lynden en Antonia van Amstel, werd in 1642 beschreven tot lid der ridderschap van Utrecht, huwde met Theodora van deVecht, en overleed in 1679. — Ferdinand van Lynden van Aspremont, graaf van Mechem enz., een zoon van Frederik Qobert van Lynden en van Flizabeth, gravin vanFürstenberg, was ridder van het grootkruis van Maltha, kommandant van Steinfurt, kamerheer van keizer Lodewijk en kolonel van een regiment voetvolk. Hjj overleed in 1705. — Ferdinand Qobert van Lynden, een broeder van den voorgaande, was luitenant-veldmaarschalk en kamerheer van den Keizer van Duitschiand, trad in het huwelijk met Catharina, prinses van Nassau, en vervolgens met Juliana Marloren van Magoczy, en overleed in 1708. Zjjne weduwe hertrouwde met den vermaarden graaf van Tékily. — Frans van Lynden, elfde baron van Hemmen en later tevens graaf van Lynden, was luitenant-kolonel van een regiment voetvolk en kommandant van het fort St. Andries. H{j trad in het huweljjk met Charlotte van Brienen, en overleed in 1700. — Adriaan, graaf van Lynden, heer van Polenfcering en Nederhemert, president der ridderschap van het kwartier Nijmegen en gecommitteerde ter vergadering van de Staten-Generaal, ontving door een keizerlijk diploma den rang van graaf des H. Rjjks, was curator der hoogeschool te Harderwijk, en overleed in 1764. — Qijsbert Carel Cornelis Jan, baron van Lynden van Sandenburg, geboren in 1767, trad reeds op 15-jarigen leeftjjd in militaire dienst, werd in 1788 ingeljjfd in de garde du corps van den Stadhouder en beleefde aan het Hof van Willem V moejjeljjke tjjden. In 1792 werd hij lid der ridderschap van Utrecht en door dit ligchaam afgevaardigd naar de Staten-Vergadering, die hem benoemde tot buitengewoon lid van het Provinciaal Hof en van de admiraliteit te Amsterdam. Na 1795 bleef hjj aanvankelijk ambteloos, doch werd in 1802 lid van het collegie van den Lekdijk Bovendams, in 1805 van de commissie van landbouw, in 1810 van de Ringcommissie, en in 1811 van het eonseil général.
Na de herstelling onzer onafhankelijkheid werd hp lid der Provinciale Staten en van het Collegie van Gedeputeerden. Hy was een pverig voorstander van wetenschap en beschaving en een trouw dienaar van zyn Vorst. In 1830 werd hy waarnemend gouverneur der provincie Utrecht. Hy was kommandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw en overleed den 3<ten Augustus 1850. — Meimhard, baron van Lynden, een zoon van Frans Qodart, baron van Lynden en burggraaf van Nymegen, werd geboren in 1742 en zag zich benoemd tot lid der Staten van Utrecht en tot gecommitteerde ter Admiraliteit te Harlingen, — voorts in 1782 tot grietman van Opsterland, en daarna tot lid van Gedeputeerde Staten van Friesland en tot lid der StatenGeneraal. Na 1795 bleef hy ambteloos tot 1812, toen men hem aanstelde tot lid van den algemeenen raad van het departement Friesland. II y huwde met lJpkje Hillegonda van Boelens en daarna met Catharina Johanna Aebinga van Humalda, en overleed in 1819. — Jan Hendrik van Lynden van Lunéburg, geboren te Utrecht in 1765, werd in 1788 lid van het collegie van den Lekdyk Bovendams en hoofdschout van Wijk bij Duurstede, in 1792 lid van bet collegie van gedelegeerde raden en in 1793 gecommitteerde in de Admiraliteit van de Maas. In 1795 verloor hy al die betrekkingen. Later benoemde koning Lodewijk hem eerst tot ridder, toen tot kommandeur der Unie en tot landdrost, terwijl hp onder Napoleon werd afgevaardigd naar het Wetgevend Ligchaam te Parys.
Willem I schonk hem het lidmaatschap van den Raad van State, en in 1830 werd hy lid van de Eerste Kamer, waar hij zitting hield tot in 1848. Hy was eerst ridder, daarna kommandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, en werd in 1818 curator der hoogeschool te Utrecht, terwyl hp voorts als lid en vervolgens als directeur van het Provinciaal Utreehtsch Genootschap en in vele andere aangelegenheden op eene loffelijke wijze werkzaam was. Hp overleed in 1854. — Frederik Qodard, baron van Lynden van Hemmen, geboren te Utrecht in 1761, studeerde aldaar in deregten en promoveerde op eene dissertatie: „De judiciis Gelricis antiqui et medii aevi (1781)”. Hy bekleedde verschillende betrekkingen aan het Hof van Willem V, doch werd in 1795 ambteloos. Na het herstel onzer onafhankelykheid werd hy hoofd-administrateur der domeinen en daarna voorzitter van den hoogen raad van adel, alsmede lid van de Eerste Kamer en curator van de hoogeschool te Leiden. Hp was kommandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, lid der Maatschappp van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, en overleed den 19<ten April 1845. Hp schreef voorts: „Twee brieven over de ridderorde van St. Jacobs Broederschap, ingesteld door Floris V, graaf van Holland enz. (1827, niet in den handel)”, — „Kort antwoord op de voordragt van den heer Max.
IJ., baron d’Yvoy van Mydrecht (1828, niet in den handel)”, — „Verhandeling over de droogmaking van de Haarlemmermeer (1821)”, — en „Aanteekeningen op de memorie over de Haarlemmermeer van J. de Gelder (1822)”. — Frans Qodard Ayso Boelens, baron van Lynden, een zoon van Meinhard, geboren te Leeuwarden in 1781, studeerde te Leiden, promoveerde aldaar in 1805 met de kap op eene: „Dissertatio exhibens interpretationem jurisprudentiae Tullianae in Topicis expositae”, werd reeds vroeg curator van de hoogeschool te Franeker, lid van het Provinciaal Utreehtsch Genootschap en van de Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, vrederegter te Beetsterzwaag, waar hy het fraaye buitengoed Lyndenstein deed verrpzen, in 1816 lid der Staten van Friesland, en in 1816 grietman van Opsterland. Hjj overleed den 9J™ April 1828. Zjjne echtgenoote, C. Johanna Maria Borcharen, volgde hem op den 3den Jannarjj 1864. — Jan Blias Nicolaas van Lynden tot Hoevelaken promoveerde in 1787 te Utrecht in de regten, was een ijverig aanhanger der Stadhouderlijke partij, werd in 1795 ambteloos, maar nam in 1814 zitting in de vergadering der Staten-Generaal, waar hij zich tot voorzitter zag benoemd. Ook was hij lid van den Raad van State, alsmede kommandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw. — Constant Théodore, baron van Lynden van Sandenhurg, een verdienstelijk Nederlandsch staatsman, geboren den 24«ten Pebrnarjj 1826, studeerde te Utrecht in de regten en promoveerde aldaar in • 1848 op eene dissertatie : „An matrimonio Ducis de Montpensier pax Rheno-Trajectina violata dici possit?”Hjj vestigde zich vervolgens als advocaat te Utrecht, werd kameraar van het zand- en jaagpad tusschen Breukelen en Ouderkerk, waarnemend rijksadvocaat (1853—1854 en 1856—1868), regter-plaatsvetvanger in de arrondissementsregtbank te Utrecht, hoogheemraad van den Lekdijk Bovendams, lid der Provinciale Staten van Utrecht, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (1866), minister voor de Zaken van de Hervormde en andere Eerediensten (1868), nam met het ministéri^-Heemskerk zjjn ontslag, en bekleedt thans weder in dat kabinet de betrekking van minister van Justitie. Hij is kommandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van het Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en van het Historisch Genootschap, en onderscheidt zich door zijne gaven als parlementair redenaar. In de „Nieuwe Bijdragen voor Regtsgeleerdheid” vindt men van zijne hand een opstel over den Deensch-Duitschen Oorlog.