Luzern, een Zwitsersch canton, in het midden des lands gelegen en reeds in 1332 toegetreden tot het verbond der Drie gewesten, telt op ruim 27 Q geogr. mijl ruim 132000 inwoners (in 1870). Het land levert veel graan en ooft en heeft eene aanzienlijke veeteelt, die zich in Entlibuch en elders tot de Alpen uitstrekt. Ook heeft men er eenige belangrijke njjverheidsondernemingen. De bewoners zjjn Duitschers en behooren tot de R. Katholieke Kerk met uitzondering van ruim 2600 Protestanten, die eerst in 1826 vrijheid van godsdienstoefening verkregen.
Luzern behoort tot de cantona, die wat de staatsregeling betreft herschapen (geregeneerd) zjjn, want het ontving in 1831 een vertegenwoordigenden regéringsvorm, met uitsluiting der ochlocratie. Toen echter later de ultramontaansche partjj er meer en meer de overhand verkreeg, ontving het, met behoud der hoofdbepalingen van de voormalige constitutie, de staatsregeling van 1 Mei 1841, welke door invoering van het veto, door beperking van de vertegenwoordiging der steden, door eene schijnvrijheid der drukpers en door eenzijdige begunstiging der geestelijkheid een theo-ochlocratiseh karakter erlangde. De inroeping der Jezuïeten in 1844 wikkelde het canton en geheel Zwitserland in eene reeks van moejjeljjkheden en maakte Luzern tot het hoofd der Sonderbundscantons. Na het eindigen van den Sonderbundsoorlog in 1847 en den val van het Jezuïëtischgezind bestuur werd wel is waar de staatsregeling van 1841 met haar volksveto gehandhaafd, maar de wetgeving over de drukpersvrijheid en het onderwijs herzien. Door genoemden oorlog had het canton zich belast met eene schuld van omstreeks 2'/3<ie millioen francs, doch om deze althans gedeeltelijk te delgen, werd een aan het volksveto onderworpen voorstel tot de onverwijlde opheffing van al de kloosters, waaronder zich ook het rjjke klooster van St. Urbanus bevond, aangenomen en ten uitvoer gelegd. In 1863 en 1870 is er de grondwet herzien, en door de vermeerdering van het aantal leden van den Grooten Raad klom in de laatste jaren de invloed der Ultramontaansche party, zoodat de vroeger veroorloofde godsdienstoefeningen der OudE. Katholieken er verboden zijn, terwjjl de Pauselijke Nuntius uitgenoodigd werd, zich in Luzern te vestigen.
De hoofdstad van het oanton, desgelijks Luzern genaamd en gelegen ter plaatse, waar de Eeusz het Vierwaldstätter Meer verlaat, heeft wegens hare talrijke tuinen een grooten omvang en telt ongeveer 15000 inwoners. Zp behoort met hare breede, goedgeplaveide straten tot de fraaiste steden van Zwitserland. De rivier verdeelt de stad in 2 ongelpke, door 3 bruggen (waaronder de oude Kapélbrug) verbondene deelen. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er: de Hof- of Stifts kerk, aan St. Leodegar gewijd en in de 17de eeuw herbouwd, met 2 slanke torens uit de 16de eeuw, — de kerk der Jezuïeten van het jaar 1667, — het stadhuis met kunstig snijwerk en eene reeks van portretten van burgemeesters,— en een aanzienlijk tuighuis. Van de nieuw-aangelegde Hof kade heeft men een heerlijk uitzigt op het Meer er. de Alpen. Vóór de Wäggispoort verheft er zich de vermaarde Leeuw van Luzern, naar het modél van Thorwaldsen in 1821 in een rotswand uitgehouwen, ter gedachtenis der Zwitsersche gardes, die den lOden Augustus 1792 in de Tuilerieën te Parijs sneuvelden, — een reusachtige leeuw, die stervend de leliën van Frankrijk beschermt.
De stad is gewoonlijk het verblijf van den Pauselijken nuntius in Zwitserland. Men heeft er voorts een gymnasium, een seminarium, eene reaalschool, een instituut voor doofstommen enz., — wijders eene aanzienlijke openbare boekerp met 90000 deelen, een kabinet voor natuurlijke historie, een archief en eene verzameling van munten. De nijverheid bepaalt er zich hoofdzakelijk tot zijde-, katoen- en vlasspinnerij, en tot het vervaardigen van handschoenen, lint, balansen, ijzeren voorwerpen enz. Ook is de handel er niet onbelangrijk. De stad ligt aan den Zwitserschen centraalspoorweg en is ook met Zürich en Zug door spoorwegen verbonden. In den zomer houden vele vreemdelingen te Luzern hun verblijf.